dinsdag 25 november 2014

DVORÁKS DUIVEN

In mijn top tien van composities van Antonin Dvořák staat zijn symfonisch gedicht Die Waldtaube opus 110 zeer hoog. De reden om deze compositie hier te bespreken is, niet alleen de schoonheid, maar ook het feit dat Dvořák er een duif in laat koeren en wel aan het begin van het vierde deel. Het verhaal achter de muziek is als volgt. Een vrouw vergiftigt haar echtgenoot en hertrouwt. Als ze later zijn graf bezoekt hoort ze een duif koeren. Ze veronderstelt dat dit de reïncarnatie is van haar overleden man. Ze wordt overmeesterd door een enorm schuldgevoel en verdrinkt zichzelf in de rivier. Sterker nog dan Bach in zijn cantate 71 (blogbericht 8 december 2013) moet Dvořák voor ogen gehad hebben van welke soort duif hij het gekoer zou overnemen. Hij was een groot vogelliefhebber en waarschijnlijk ook kenner. Zijn grootste hobby was het kweken van sierduiven.


Dvořák en zijn sierduiven (Foto Dvořák Museum, Praag)

Orkestraal maakt hij meer van dat koeren dan Bach (zie bericht 8-12-2013). Twee fluiten, een hobo, cymbalen en een harp moesten samen het juiste geluid van de duif tot stand brengen. Maar welke duif? De titel geeft geen uitsluitsel. In het Tsjechisch was het Holoubek, wat liefje of duifje betekent. Dit is wel een aanwijzing voor de functie van de duif in het gedicht, maar niet voor de soort. Dit en het geluid sluiten de Houtduif uit. Zijn vijfdelige frase is met geen mogelijkheid te plaatsen. De Duitse titel Waldtaube, bosduif, zegt alleen iets over de plaats waar de duif door de vrouw werd aangetroffen: de begraafplaats aan het bos, wel dezelfde habitat als waarin je een Holenduif (Columba oenas) kan aantreffen. Zijn herhaalde oe-hoe waarbij de hoe lager is dan de oe is duidelijk te horen in Dvořáks Holoubek.

 ‘Antonín Dvořák, My Father’ Otokar Dvořák

dinsdag 18 november 2014

GUIDO GEZELLE’S VOGELZANG

Niet alleen componisten maar ook dichters proberen soms het gezang of de roep van vogels in hun werk op te nemen. Dat is niet gemakkelijk, verder dan de in vogelgidsen gebruikelijke omschrijvingen kun je niet komen. Dat het eindresultaat geen onzin hoeft te zijn als je die klanken maar vergezeld laat gaan van beeldende omschrijvingen van het gedrag bewijst de Vlaamse dichter Guido Gezelle (1830 – 1899). Ook al beweert hij in het gedicht 'Vogelzang'

Ik hoore ‘t, gij vogelkens
    luide genoeg
herhaalt en herhaalt gij
    uw’ spraken;
maar, hoe ik mijn beste doe
    spade* ende vroeg,
‘k en wete er geen zin van te maken.

het belet hem niet om een paar fraaie, heel modern klinkende, gedichten over vogels te maken waarin de vogels zelf ook te horen zijn. De mooiste is naar mijn mening ‘Gierzwaluwen’ dat begint met

‘Zie, zie, zie,
zie! zie! zie!
zie!! zie!! zie!!
   zie!!!!’
tieren de
zwaluwen,
twee-driemaal
   drie,
zwierende en
gierende:
'Niemand, die …
   die
bieden de
stiet** ons zal!
Wie, wie?, wie??
   wie???’

In het gedicht 'Spreeuwen' citeert hij een spreeuw met: "‘k Zie-t!” . De ‘Koe-koe’ in ‘Koe-Koe’ is niet erg verbazendwekkend, maar het ‘Spaart!’ van de raaf in ‘De rave’ is een prachtige vondst.

. . . . . Wat boodschap brengt gij?
Van wat rampe of tegenspoed zijt gij de bedeman?
. . . de rave trekt . . .
 voorbij mij
. . . en roept mij
. . . heur’ winterboodschap: “Spaart!”.

Probeer nu maar eens gierzwaluwen en raven te horen zonder aan Guido Gezelle te denken!

*laat  **stuit 

Guido Gezelle's Dichtwerken, deel 1

vrijdag 14 november 2014

COMMUNICEREN MET VOGELS

Het is bekend dat veel natuurvolken met een animistische cultuur zeer bedreven zijn in het imiteren van dieren. De vogelimitaties van de Tuvanen uit Centraal-Azie zijn niet van echt te onderscheiden. De aboriginals van Australie kunnen met hun belangrijkste instrument, de didgeridoo, de Kookaburra perfect nadoen. Goed getroffen vogelzang is ook bekend van de indianen van Noord-Amerika. Bij al deze volken is de rol van vogelzang niet vermaken, zoals in onze westerse cultuur, maar communiceren. Met de geesten, maar vaak ook direct met de vogels zelf, om ze te lokken of juist weg te jagen. Door je bij het zingen en dansen uit te dossen als vogels kun je de vogels of hun geesten nog directer aanroepen. Veel maskers uit Afrikaanse landen zijn voor dit doel vervaardigd. Op de tentoonstelling Magisch Afrika die tot 15 februari in de Nieuwe Kerk te Amsterdam loopt zijn mooie exemplaren te zien.
Het is moeilijk om muziekvoorbeelden te vinden, het is vaak muziek waarvan geen commerciele opnamen bestaan en waarvan ook geen partituren bekend zijn. Titels geven vaak geen aanwijzingen. Wie helpt mij aan voorbeelden?

Afbeelding: Vogelmasker afkomstig uit Ivoorkust. Te zien in het Afrika Museum, Berg en Dal.

donderdag 23 oktober 2014

EEN TURELUUR AAN HET STERFBED

Voor ons is de Tureluur (Tringa totanus) een grijsbruine vogel met een rode snavelbasis en rode poten die zijn tijd verdeelt tussen hoog- en laagwatergebieden. Voor de oude Kelten lag dit anders. Op de eerste plaats was de vogel, net als andere dieren, geen zelfstandig wezen maar de verschijningsvorm van een geest. Ook zijn levensgebied zagen ze als minder aards dan wij, ze stond model voor de overgang van leven naar dood. Dat gaf de vogel een symbolische waarde. Wilde je die overgang voor een stervend persoon zo harmonisch mogelijk laten verlopen dan riep je de geest van de Tureluur in. Die geest liet zich het beste activeren als je het geluid van de Tureluur nabootste. Zo ontstond het zangstuk Pilililiu, waarin de vluchtroep van de Tureluur vrij precies wordt weergegeven.
Perfecte euthanasiemuziek dus.

Foto: Tureluur

zondag 12 oktober 2014

HET KAN IN ALMERE

Almere is vogelrijk.
Almere is groen.
En Almere heeft 
een Messiaenplantsoen.
Zou Franciscus zijn preek voor de vogels
ergens nog over willen doen
dan verschijnt hij in Almere
in het Messiaenplantsoen.





Olivier Messiaen (1908-1992), Frans componist. Verwerkte de zang van zo’n 300 vogels in zijn composities. Zijn uitwerkingen baseerde hij onder meer op eigen opnamen in de natuur en in vogelparken over de hele wereld. Hij bezat een grote collectie grammofoonplaten met vogelgeluiden.
In zijn opera Saint François d'Assise (1983) is de Zwartkop de eerste vogel die op de preek van Sint Franciscus reageert. Daarna volgen vele, ook niet-europese, vogels. 

vrijdag 26 september 2014

WELKE ZWALUWEN BEDOELDE STRAUSS?

In de wals Dorfschwalben aus Österreich van Josef Strauss (1827-1870) hoor je in alle uitvoeringen op dezelfde plekken iets wat lijkt op vogelzang. Op video’s zie je, als de camera daarop inzoomt, een solist op een vogelfluitje blazen. Dit wijst erop dat Strauss er op stond dat het geluid van de Dorfschwalben deel uit maakte van zijn compositie. De vraag is welke zwaluw? Drie soorten komen in aanmerking: de Boerenzwaluw (Hirundo rustica), de Huiszwaluw (Delichon urbica) en de Gierzwaluw (Apus apus). Je kunt ze alle drie in Europese dorpen aantreffen. Menigmaal zagen wij, zittend op een terras in Duitsland, Italie, Spanje of Portugal Huiszwaluwen af en aan vliegen naar, onder dakoverstekken aangelegde, nesten. Troepen Gierzwaluwen vlogen rond de kerktoren of Boerenzwaluwen scheerden over het wegdek. Soms zag je alle drie de soorten tegelijk. De naam Dorfschwalbe zal men niet in moderne vogelgidsen tegenkomen. Toch zijn er aanwijzingen dat Strauss de Boerenzwaluw in het stuk wilde laten optreden. Op de eerste plaats is daar de partituur. Daarin zie je aparte regels met de aanduiding Vogel.




(Klik op de afbeelding om hem leesbaar te zien)

Bij exact naspelen, wat overigens niet in alle uitvoeringen gebeurt, kom je toch op het tamelijk melodieuze wiet-wiet al of niet met tremolo van de Boerenzwaluw. Het geluid van Huiszwaluwen is meer tjirpend. Het monotone schrille gieren van de Gierzwaluw is niet te herkennen in de wals. Daarbij komt ook nog dat in publicaties uit de negentiende eeuw, de wals dateert van 1865, de bijnaam Dorfschwalbe altijd aan de Boerenzwaluw hangt. De Huiszwaluw wordt beschreven met de naam Mehlschwalbe.
Er zijn nog boeren- en huiszwaluwen in het land, met wat geluk je kunt buiten misschien de geluiden checken.


Foto: Boerenzwaluw

zaterdag 20 september 2014

VOGELZANG DIGITAAL OF ANALOOG?

Componisten kunnen via verschillende technieken vogelzang in hun composities verwerken. Heel lang gebeurde dat via muziekinstrumenten of de menselijke stem. Omdat vogels zich niet houden aan ons harmonisch toonsysteem kan de nabootsing op een instrument nooit volledig natuurgetrouw zijn. Koekoeken trekken zich niets aan van de afstanden tussen de gaten op een klarinet of fluit en Nachtegalen hebben maling aan onze toonladders. Overigens werden niet altijd de traditionele muziekinstrumenten voor die nabootsing gebruikt. Er was al vroeg een keur aan vogelfluitjes in de handel waarmee toch een zekere herkenning bereikt kon worden. Een mooi voorbeeld van de toepassing van zulke instrumenten is de Speelgoedsymfonie van Leopold Mozart waarin je onder meer een koekoeks-, een nachtegaal- en een kwartelfluitje hoort.


Foto: Vogelfluitjes

Met de ontwikkeling van de geluidsapparatuur was het mogelijk om vogelzang vast te leggen en later te reproduceren. Vanaf 1920 lagen geluidsopnamen en afspeelapparatuur gewoon in de winkels te koop. Daardoor kon de Italiaanse componist Respighi in 1924 in zijn compositie Pini di Roma zonder protest het afspelen van een plaat met nachtegaalzang voorschrijven. Hij was daarmee de eerste. Zie ook blogbericht dd. 15 november 2013.
Het voordeel van een instrument boven een geluidsopname is dat de zang van de vogel beter in de muziek geïntegreerd wordt. Moderne componisten kunnen datzelfde bereiken door de opname digitaal te bewerken. De vogel kan daarbij zijn specifieke klank behouden. Luister hoe Kate Bush in het nummer Aerial Tal een merel en een houtduif naar haar hand zet.


zaterdag 13 september 2014

LEREN ZINGEN MET EEN ORGELTJE

Het is ergens rond 1800. Je hebt op de vogeltjesmarkt een vogel in een kooitje gekocht. Het is een gezellig beestje, alleen zingt het nog niet. Je hebt jezelf als opgave gesteld om het een paar liedjes te leren. Je vraagt je af wat een goede aanpak is? Je kunt voor de kooi gaan zitten en een liedje alsmaar voorzingen. Het lijkt je echter niet waarschijnlijk dat de vogel door de menselijke stem wordt geïnspireerd. Misschien is het beter om het melodietje op je fluit te spelen. Maar is hij in voor elk willekeurig lied? Nu kon je in de muziekwinkel bladmuziek kopen met muziek voor elk soort vogel, dus ook voor de jouwe. Je had bijvoorbeeld Bird Fancyer’s Delight van John Walsh. Deze had zich verdiept in de zang van een aantal vogels en wist precies wat je voor moet spelen om succes te hebben. Maar ja, de hele dag bij zo’n kooi fluiten, hou je dat wel vol? Daarom koop je in een muziekwinkel de nieuwste technische vinding: een serinet, een orgeltje dat het gewenste liedje speelt. De orgelbouwer heeft de muziek van een navolger van John Walsh gebruikt, dus dat zit wel goed. Je hebt twee soorten: een met een draaimechanisme en een duurdere die je alleen hoeft op te winden. Je koopt de duurdere. Je verheugt je al op het moment dat het vogeltje het liedje zingt als je vrienden op bezoek zijn. Helaas breekt dat moment niet aan, het vogeltje gaat niet zingen. Wat blijkt? Je hebt namelijk niet het mannetje, maar het vrouwtje gekocht.


Foto: Serinet of Kanarie-orgel, Museum Speelklok, Utrecht.
Klik hier voor een demonstratie.

zaterdag 6 september 2014

TWITTERENDE ORGELS 2

Op de, in het vorige blogbericht genoemde cd met muziek van Muffat, komt een nummer voor waarin het nachtegaalregister wordt gebruikt. Wie hetzelfde nummer, de Nova Cyclopeias Harmonica, in een andere uitvoering beluistert heeft een kleine kans dat daarin ook de nachtegaal is te horen. Het vermoeden rijst dat niet de componist maar de organist bepaalt of een vogelregister wordt gebruikt. Dit lijkt logisch, niet alle orgels beschikken over een dergelijk register en een componist zal willen dat zijn muziek op alle orgels uitvoerbaar is. Op 3 juli jl kregen we de gelegenheid om duidelijkheid te verkrijgen. We bezochten een orgelrecital van Leo van Doeselaar in Kampen en legden hem na afloop het probleem voor. Hij kon ons vertellen dat het gebruik van een vogelregister zelden in een partituur staat voorgeschreven. De organist mag uitmaken waar het wordt ingezet. Gianluca Chiodi, de organist van de kerk in Giove (It) waar de cd van Muffat is opgenomen zei ditzelfde in een mail. Organisten kunnen zo, volgens hem, een pastoraal tintje aan een compositie geven of er gewoon het publiek mee vermaken. Zo heeft de Bovenkerk in Kampen op het koororgel een cymbelster-register. Dit bestaat niet uit pijpen maar uit een wiel met belletjes. Blaas je hier lucht langs dan hoor je een vrolijk gerinkel dat het vooral in de kersttijd goed doet. Maar het is de organist die beslist over de inzet van dit soort registers.

Lees ook 'Twitterende orgels 1'  van 22 oktober 2013

woensdag 27 augustus 2014

VOGELREGISTERS OM TE HERDENKEN

Niet alleen je neus, maar ook je oren kun je achternagaan. Dat laatste hebben wij gedaan tijdens onze vakantie in Italië. Aanleiding was een zeer positieve recensie in de Volkskrant van een cd met orgelmuziek van Muffat. Het orgel waarop dit werd uitgevoerd stond in Giove, een plaats in Umbrië niet ver van onze al eerder geplande route.
Het bezoek aan deze plaats leverde een ontroerende ontmoeting op. Via de pastor van de Santa Maria Assunta waar dit orgel in 1999 is neergezet konden we een afspraak maken met Gianluca Chiodi, de vaste organist van de kerk. Vanwege mijn liefhebberij was ik vooral geïnteresseerd in de twee vogelregisters usignoli (nachtegalen) en passeri (mussen). Deze werden ons uitvoerig gedemonstreerd waarna we het bijzondere verhaal van dit orgel vernamen. Het is aan de kerk geschonken door de familie Chiodi die hiermee de dood van hun zoon Gabriele, broer van Gianluca, wilden herdenken. Deze kwam op 18-jarige leeftijd op tragische wijze om bij een verkeersongeluk.
Alles aan deze schenking is symbolisch. Het orgel omdat Gabriele veel met muziek had, 18 orgelregisters om zijn leeftijd aan te geven en twee vogelregisters om eraan te herinneren dat hij een natuurliefhebber was.
Op een plaquette in de kerk is een toelichting op het ontstaan van het orgel gegeven. Die begint met de zin ‘ Gabriele non e morto e entrato nella vita’ . Hij is niet dood maar in (ons) leven gekomen. Met deze zin in het hoofd konden we luisteren naar Gianluca die voor ons ‘Ich ruf’ zu dir, Herr Jesu Christ’ van Bach speelde.
Zo kwam Gabriele Chiodi ook in ons leven.

De Santa Maria Assunta, Giove

Gianluca Chiodi vult het nachtegaalregister

Het orgel

Georg Muffat – Complete Apparatus Musico-Organisticus. Adriano Falcioni.
Zie ook het blogbericht van 22 oktober 2013 "Twitterende orgels".

woensdag 13 augustus 2014

DE ROEP VAN DE EKSTER

Het feit dat vogels nauwelijks nog zingen betekent niet dat je ze niet meer hoort. Ze blijven de aandacht trekken via hun roep. Het loont de moeite om er een aantal te leren onderscheiden. Dan weet je dat het feit dat ze niet meer zingen, niet betekent dat ze al vertrokken zijn. Het roepen van bijvoorbeeld Tjiftjaf en Fitis is tot in oktober te horen.
Van sommige vogels is de roep dominanter dan hun zang. Zo stelt de zang van de Ekster (Pica pica)  weinig voor, maar zijn roep des te meer. De Nederlandse dichter Harmen Wind (1945-2010) ziet de roep van de Ekster als het noemen van een naam, althans zo schrijft hij in het gedicht ‘Jarig’.

Daar zit hij, (de jarige) lekker voor het raam.
Terwijl hij luistert naar de mussen
en naar de ekster die zijn naam
noemt: Izaäk, ………

Minotaur Shock, een componist die onder deze schuilnaam electronische muziek maakt heeft een cd gemaakt met de titel Chiff-Chaffs and Willow Warblers. Hierop staat het nummer Four Magpies. Roepen deze Eksters ook echt Izaäk? Het nummer is helaas niet You Tube maar wel elders op internet (Grooveshark, Spotify) te vinden. Met een beetje googlen is de vraag zonder moeite te beantwoorden.


Foto: Ruiende ekster

zaterdag 2 augustus 2014

KARE-KIET-KIET-KIET

Het vogelzangseizoen is afgelopen. Hier en daar perst een Merel of Zanglijster er, met behulp van een laatste restje testosteron, nog een korte riedel uit. Maar verder is het stil in de tuin. De enige vogels die je in mijn omgeving nog met enige regelmaat hoort zijn de Zwartkop en de Kleine Karekiet. De Zwartkop was te gast in het blogbericht van 7 april jl., dus richten we de blik nu op de Kleine Karekiet (Acrocephalus scirpaceus). Zijn Nederlandse naam is een zogenaamde onomatopee, dat wil zeggen dat hij net als bijvoorbeeld de Koekoek en de Kievit, met enige variatie, zijn eigen naam zingt. Het resultaat is terug te vinden in een aantal versjes zoals

Kare-kare-kiet-kiet-kiet.
Mijn nestje zit in ‘t riet
Van je leven vind je het niet, niet, niet!

of

Karre karre kiet kiet kiét
Je hoort me wel maar je ziet me niet niet niét

Het zijn naar mijn mening echt versjes, de muziek is niet te achterhalen. Nergens is een gezongen uitvoering te beluisteren of een partituur te vinden. Het enige vers dat voor deze blog in aanmerking komt is die van de Vlaming Edward de Keyser die het op muziek heeft zien zetten door zijn regiogenoot Jan Broeckx.

DE KAREKIET
In de schone lentedagen, bij de oever van de vliet,

hoort men vaak een vogel zingen, lustig zingen in het riet.

En als gij zijn naam wilt weten, o, geloof me, vraag hem niet.

Want hij zegt hem hele dagen in zijn lustig kwetterlied!

Karekiet, kiet, kiet, ‘k woon in ‘t riet, riet, riet,

Karekiet in het riet, maar ge vindt me toch niet!

Karekiet, kiet, kiet, ah, ge vindt me niet, om de duivel niet!

Jantje Koek eet gaarne eiers, vogeleiers vindt hij goed,

en zo komt het dat hij heden in het bos zijn ronde doet.

Ei, wat hoort hij daar aan ‘t water? Wacht maar, kleine deugeniet,

ha, ge durft mij komen plagen met uw aardig spotterslied!

Jantje Koek kan ‘t niet meer horen, woedend loopt hij van de dijk.

Maar in plaats van ‘t nest te vinden schiet hij netjes in het slijk. 

En als Jan er nog niet uit is, ja, dan steekt hij er nog in.

Maar nog zingt het karrekietje ‘t lustig liedje blij van zin!

Van dit lied is een oude uitvoering bekend door het Antwerpse Sint-Lievenskoor. Deze is helaas niet via internet te beluisteren. Je moet de cd kopen.
Voor een on-line karekietlied moeten we weer de hulp inroepen van Olivier Messiaen en zijn Catalogue d’Oiseaux. Zijn compositie Le Rousserolle Effarvatte start met een perfecte imitatie van de Karekiet en laat verder een aantal biotoopgenoten horen zoals de Roerdomp en de Rietgors.
Veel mensen kennen de Karekiet en zijn zang via de versjes. Tijd voor een wandeling naar een sloot of vaart in de buurt om hem in het echt te horen.


Foto: Kleine Karekiet

zondag 11 mei 2014

SUCCES VOOR DE GEWONE KNEUTJES

De Common Linnets zijn als tweede geëindigd op het Eurovisie Songfestival. Een mooie prestatie! En dat met een lied dat in feite maar uit twee korte melodieën bestaat die vaak worden herhaald. Echte Kneutjes (Carduelis cannabina) hebben een groter en gevarieerder repertoire.
Voor componisten is hun zang moeilijk te imiteren via instrumenten, daarom zijn er maar weinig composities waarin de Kneu verklankt wordt. De bekendste is La Linotte effarouchée (De Opgeschrikte Kneu, 14e ordre, 3e livre, 1722) een clavecimbelstuk van Francois Couperin (1668 – 1733). Dit nummer is nog niet op You Tube te vinden, wel de bewerking die Richard Strauss (1864-1949) er van maakte in het laatste deel van zijn Divertimento, Op. 86. Onduidelijk is of Franz Schubert (1797-1828) in het lied Hänflings Liebeswerbung (Liefdesboodschap van een Kneu, opus 20 no 5, D552) een melodietje van de Kneu heeft willen verwerken.

Ahidi, ich liebe! Ahidi, ich liebe!
Mild lächelt die Sonne,
Mild wehen die Weste,
Sanft rieselt die Quelle,
Süß duften die Blumen! Ich liebe,
Ahidi! Ich liebe, Ahidi!

Volgens musicologen is dat ‘Ahidi’ een door de dichter van het lied bedachte uitroep. Naar mijn mening zou het heel goed uit het repertoire van een Kneu afkomstig kunnen zijn.
Zouden de Twentse Common Linnets  ooit een echte Kneu gehoord hebben? De naam verwijst niet direct naar de vogel, maar naar de scheld- en geuzennaam 'Heikneuter', de Twentse benaming voor Kneu.
Het festival werd overigens gewonnen door het Baardmannetje.

maandag 21 april 2014

TREE, TREE, BOABAB TREE

Een van de leukste vogelontmoetingen is die met een Bonte Vliegenvanger (Ficedula hypoleuca). Dat geluk overkwam mij vorige week. Je hebt er een oud, gevarieerd landschap voor nodig. Je ziet zo’n vogeltje dus meestal te midden van natuurschoon. Zijn verschijnen is bijzonder, van voren gezien is hij bijna helemaal wit, zodat je in eerste instantie denkt een isolatorknop te zien. Het lied is niet luid en eenmaal gehoord makkelijk te herkennen, maar lastig in een muziekstuk te verwerken. Dat probleem heeft de Engelse zangeres Kate Doubleday omzeild door niet de zang, maar het ezelsbruggetje daarvoor te gebruiken. Deze is in het Engels: Tree, tree once more I come to thee, tree, tree Boabab tree. In haar lied Pied Flycatcher komt deze tekst meerdere malen voor. Vooral dat tree-tree, veel vlugger dan in het lied, onderscheidt de vogel van veel buurtgenoten. Het lied zelf beschrijft het gedrag van de Bonte Vliegenvanger en zou niet misplaatst staan in een vogelgids.
Wie durft iets dergelijks te doen met ‘Ik groet u zoet lief’ van de Houtduif, ‘Het is mooi weer maar het blijft niet zo!’ van de Fitis, ‘Wie, wie hab ich dich so liiiiieb’ van de Geelgors of ‘Fredrik, Fredrik, kiss me, kiss me, kiss me, do it quick, do it quick’ van de Zanglijster?


Foto: Bonte Vliegenvanger

zaterdag 12 april 2014

DE MUZE VAN DEBUSSY

Gisteren startte er weer een nieuwe serie afleveringen van de De Tiende van Tijl, een programma over klassieke muziek. Daarin was een item gewijd aan hits en inspiratie. Zo bleek de hit-lp van Pink Floyd Dark Side of the Moon, geïnspireerd te zijn door de jazz-lp Kind of Blue van Miles Davis, die op zijn beurt weer schatplichting was aan Claude Debussy (1862-1918). Bij wijze van illustratie werd Prelude Book 1 no 2 Voiles voor piano van Debussy ten gehore gebracht. Dit is toevallig net het stuk dat de Duitse musicoloog Jan Reichow in een radio-uitzending enige jaren geleden als voorbeeld gaf van de overeenkomst van de muziek van Debussy en de zang van de Roodborst. Dit voorbeeld van inspiratie is niet bewezen. Debussy heeft hier nooit iets over gezegd. Die overeenkomst pleit wel voor het componeervermogen van de Roodborst.

maandag 7 april 2014

DE ALOM AANWEZIGE ZWARTKOP

Hij was er al een week of twee, maar nu pas hoor je hem echt overal in parken en bossen: de Zwartkop (Sylvia atricapilla). Zijn zang is gemakkelijk te herkennen. Hij begint wat aarzelend en onmelodieus, om te eindigen met een aantal welluidende klanken. Het aanloopstuk is steeds anders, het slot is dan weer ongeveer hetzelfde, maar kan verschillen per individu. Je krijgt hem niet gemakkelijk te zien, zeker niet nu alle bomen en struiken in blad beginnen te komen. Als je zijn zang eenmaal kent zul je merken dat hij op elke vakantieplek in Europa aanwezig is.
Olivier Messiaen laat de Zwartkop horen in zijn Reveil des oiseaux, deel 3 Chant de la matinee (11.30 vanaf het begin van de gelinkte uitvoering). Daar hoor je de piano in een imitatie van een wel hele actieve Zwartkop.


Foto: Zwartkop

maandag 31 maart 2014

DE WILDE GANS KLAPT MET ZIJN VLEUGELS

De gebeurtenissen in Oostvaardersplassen, bij mij om de hoek, volgen elkaar in rap tempo op. Nu zie je ineens overal Grauwe Ganzen verschijnen met jongen. Vaak in groepen met meerdere volwassenenen. Een spectaculair gezicht! In de muziek is de rol van de gans erg klein. Het enige mij bekende stuk dat verwijst naar een gans is van de hand van Mike Oldfield: Wild goose claps his wings. We horen niet de roep van de gans, dat had beter gepast binnen deze blog. Die roep is goed om inbrekers te verjagen op een boerenerf, maar voor componisten waarschijnlijk niet interessant. Het gaat om het klappen van de vleugels, goed te horen in het stuk. Er zijn verschillende theorieën over de betekenis van de titel. Direct uit de omgeving van de artiest komt de suggestie dat Mike Oldfield geïnspireerd was door een serie Tai Chi bewegingen met de naam Wild Goose. Kijk naar de YouTube film om de inspiratie van Oldfield te beoordelen.


Foto: Grauwe Gans

zondag 30 maart 2014

DAAR IS DE FITIS WEER!

Na de Tjiftjaf is nu ook de Fitis (Phylloscopus trochilus) teruggekeerd uit zijn winterverblijf. De Fitis is samen met de Tjiftjaf verklankt in het eerder genoemde stuk van Andries Hartsuiker Vogels op de piano. Mooi komt daarin het grote verschil in zang tussen beide, in uiterlijk zeer op elkaar lijkende vogels, naar voren.
Speciaal voor deze gelegenheid heeft dochterlief dit stuk gespeeld en op You Tube gezet.
Zingt de Tjiftjaf zijn eigen naam, de Fitis kun je onthouden via de zin: ' Het is nu nog mooi weer, maar dat blijft niet zo', waarbij de laatste drie woorden aflopend van toon zijn. Hopelijk heeft hij ongelijk.
                                                                                                                                   



Foto: Fitis


zondag 23 maart 2014

DE TJIFTJAF, EEN ONDERGEWAARDEERDE LENTEVOGEL

De Tjiftjafs zijn de afgelopen veertien dagen uit hun winterverblijf in ons land gearriveerd. Componisten nemen in hun lentestukken meestal de Koekoek op als illustratie, maar die arriveert pas in het tweede deel van april als de lente al flink op gang is. Eigenlijk is de Tjiftjaf (Phylloscopus collybita) de echte lentevogel. Hij is helaas bij componisten niet erg populair. Er is mij geen compositie bekend waarin de Tjiftjaf als illustratie bij de lente wordt gebruikt. Aan zijn zang kan deze achterstelling bij de Koekoek niet liggen, net als deze zegt hij zijn eigen naam. Twee duidelijke lettergrepen tjif-tjaf, net als koe-koek. Zo te gebruiken in een compositie, wat ook vaak gebeurt, maar dan niet bewust. Luister maar eens naar het koor See, see, we assemble uit de opera King Arthur van Henry Purcell. Dat is toch gewoon de Tjiftjaf? Maar dat heeft Purcell nergens toegegeven.
Olivier Messiaen heeft de Tjiftjaf in een paar composities heeft verwerkt, maar niet als heraut van de lente. Bijvoorbeeld in Le Loriot (De Wielewaal) uit Catalogue d’ Oiseaux deel II. In de uitvoering van Håkon Austbø hoor je de hem op 4.50 en 5.16 seconde vanaf het begin. De moeite waard is ook het deeltje Tjiftjaf en Fitis uit van Vogels op de piano van Andries Hartsuiker (nog niet op YouTube). Leuk om zelf te spelen als je zover op de piano bent.
Ook bij het grote publiek is de Tjiftjaf onbekend terwijl je hem, als je je maar even in het groen van een park of bos waagt, praktisch direct kunt horen. Hij is niet minder zichtbaar dan de koekoek, die zich evenmin makkelijk laat zien. Maar ja als je je keurig en onopvallend gedraagt wordt je ook minder opgemerkt. Zo is dat ook in de mensenwereld.


Foto Tjiftjaf

Luister naar de Tjiftjaf van Messiaen, geïsoleerd uit Le Loriot.

zondag 2 maart 2014

GEJODEL OP DE HEI

Vanmorgen zijn we naar de Ermelose Heide gereden om de aldaar baltsende Boomleeuweriken te beluisteren. We hebben er twee in actie gezien. Overigens hoorden we ook een aantal Veldleeuweriken al hoog in het zonnetje zingen. Je kunt ze goed uit elkaar houden, de Veldleeuwerik vliegt al zingend recht omhoog tot wel 60 meter en daalt ook weer op dezelfde wijze. De Boomleeuwerik zingt ook op grote hoogte maar maakt ondertussen rondjes. De zang van beide vogels verschilt ook. De Veldleeuwerik produceert een aanhoudende en jubelende serie rollers en trillers, de Boomleeuwerik meer melancholieke jodelende frasen. Verschillende namen van de Boomleeuwerik wijzen al op deze zang. Latijn: Lullula arborea, Frans: Alouette lulu. Een goed op dreef zijnde Boomleeuwerik hoeft niet onder te doen voor een Nachtegaal. Net als deze laatste vogel zingt hij overigens ook ’s nachts.
Voor een compositie met deze Boomleeuwerik moet je weer bij Olivier Messiaen aankloppen. In zijn Catalogue d’Oiseaux deel VI speelt hij in L'alouette-lulu (start op 7.35) een grote rol met zijn nachtelijke tegenspeler de Nachtegaal.
Op naar de hei!

woensdag 26 februari 2014

ALS DE KRAANVOGELS OVERVLIEGEN

Het is weer trektijd voor de Kraanvogels (Grus grus). Ze trekken met duizenden vanuit hun overwinteringplaatsen in Zuid-Europa en Noord-Afrika naar hun broedplekken in het noorden en oosten van Europa. Een klein deel daarvan trekt over oostelijk Nederland. Daarvan blijven er weer een paar hier om te broeden. Er is mij één muziekstuk bekend waarin de Kraanvogel (Grus grus) te horen is: de kraanvogelscene uit Kuolema van de Finse componist Sibelius (1865-1957). Een jonge man ziet in een droom hoe een kraanvogel een baby bij hem en zijn geliefde neerlegt terwijl ze liggen te slapen onder een boom. De roep van de kraanvogels wordt een aantal malen verklankt door twee klarinetten (op 1.31). Het is de moeite waard om ook de andere delen van Kuolema te beluisteren. Zo maakt onder andere de bekende Valse Triste er deel van uit.
Vaak omhoogkijken dus, het is voorbij voor je het weet.



Foto: Kraanvogels bij het Lac du Der (Fr)

dinsdag 18 februari 2014

LIJSTERS OP DREEF

Zo af en toe was er al een te horen, maar vanmorgen leek het alsof alle lijsters uit de wijk de afspraak hadden om het voorjaar gezamenlijk muzikaal in te zetten. Mij leverde dat weer een idee op voor een nieuw bericht. De Zanglijster (Turdus philomelos) mag namelijk over zijn rol in de muziek niet klagen. Zo zit hij bijvoorbeeld stevig in Messiaens Livre d’orgue waar hij in het deel Chants d’oiseaux voor het eerst direct na de Merel en de Nachtegaal is te horen (van 0,46-0,45). Maar luister daarvoor eerst naar Pink Floyd waar de lijster de luisteraar moet vergezellen op een trip naar Cirrus Minor of naar End of the Season van de Kinks. (Summer birds aren’t singing since you went away). In beide songs is een opname van een Zanglijster verwerkt. Als je deze hebt beluisterd is hij daarna bij Messiaen gemakkelijker te herkennen.

Foto: Zanglijster

zondag 16 februari 2014

WINTERKONING OF GOUDHAAN

Het Winterkoninkje (Troglodytes troglodytes) is in deze blog al eerder als volhardende winterzanger ter sprake gekomen. Zijn zang is gemakkelijk te herkennen. Luid en snel. De strofen zijn niet steeds even lang zijn en verlopen ook niet altijd op dezelfde manier. Hij varieert in de volgorde van zijn trillers en rollers.
Uiteraard ontbreekt de Winterkoning niet in het oeuvre van Olivier Messiaen. We horen hem onder meer een paar keer zeer kort in Le Reveil des Oiseaux. Wat langer treedt hij op in zijn Catalogue des Oiseaux waarbij twee keer in La Bouscarle (Cetti’s zanger).  In Le Loriot (Wielewaal) hoor je hem drie keer waarvan de laatste keer net voor de afsluitende Wielewaal.
Een aardig voorbeeld van inspiratie door een Winterkoning is de Wren Polka voor piccolo en orkest van de Franse componist Eugene Damaré (1840-1919). Vreemd is wel dat de Franse titel Le Roitelet is. Dat suggereert dat Damaré aan een Goudhaantje (Regulus regulus) gedacht moet hebben. Dan moet hij wel goede oren gehad hebben want de zang van die vogel is erg hoog en niet zo explosief hard als dat van een Winterkoning, maar enige gelijkenis tussen de zang van beide vogels kan niet ontkend worden.
De aanduiding roitelet ('koninkje') wordt in Frankrijk vaak als bijnaam voor de Winterkoning gebruikt, daarom durven we Wren Polka rustig te vertalen met Winterkoning Polka 


foto: Winterkoning

vrijdag 7 februari 2014

EEN KRUIWAGEN IN DE TUIN

Vanmorgen: de eerste zingende Heggenmus (Prunella modularis) in de tuin. Hoog in de Viburnum. Een kort hoog liedje, vaak vergeleken met een piepende kruiwagen. Maar waar kun je die nog horen? Misschien bij Boer zoekt Vrouw? Helaas is mij geen enkele compositie bekend, klassiek noch pop, waarin de Heggenmus geciteerd wordt. Zelfs Olivier Messiaen, die toch zo'n beetje alle West-Europese zangvogels heeft behandeld, heeft hem niet de moeite van het citeren waard gevonden. Wel de Alpenheggenmus, maar die zingt heel anders.


foto: Heggenmus

woensdag 29 januari 2014

TJIELP

Vier jaar geleden ontdekte een pioniermus dat de lessenaardaken in onze buurt prima nestgelegenheden boden. Sindsdien neemt het getjilp in onze tuin elk jaar in volume toe. Huismussen zijn net als spreeuwen als collectief leuker dan als individu. Hoe meer mussen er zijn, hoe meer je geniet van hun gedrag. Dat vond John Bartlet (1565 – ong.1620) niet, gezien zijn lied Of all the birds. Hij bezingt zijn huis-huismus die 'haar weerga niet kent'. Je proeft de dubbelzinnigheid, hij heeft het natuurlijk helemaal niet over een mus maar over zijn ideale vrouw.


. . .
She never wanders far abroad;
But is at home when I do call,
If I command, she lays on load
With lips, with teeth, with tongue and all.
. . .



foto: Huismus


Dat zie je wel meer, de vogel staat niet voor een vogel maar voor een bepaald persoon. Dat is ook het geval in het lied van Henri Purcell (1659-1695) The Sparrow and the gently Dove, waarmee hij Prince George of Denmark en Princess Anne bedoelt. Het lied is geschreven ter gelegenheid van de prinselijke aankomst in Engeland (1683).

. . . That the pleasure they possess may still increase . . . .

De mus is duidelijk in the intro te horen, de duif is moeilijker te herkennen.
Ondubbelzinnig en een stuk recenter is de muzikale bewerking uit 1996 van het gedicht Tjielp van Jan Hanlo door Tom Amerika. Dat gedicht bestaat uit 20 keer het woord ‘tjielp’. De tekst van het lied is niet anders. Beter kan je de zang van de huismus natuurlijk niet weergeven.

dinsdag 21 januari 2014

DE BLUES IN JANUARI

Vanmorgen voor het eerst de Grote Lijster (Turdus viscivorus) in ‘ons’ park gehoord. Dat wil niet zeggen dat de lente nu echt voor de deur staat. De Grote Lijster is standvogel en is soms al eerder te horen. De zang lijkt erg op die van de Merel maar is eentoniger, zonder hoge uithalen. Omdat zijn territorium veel groter is draagt de zang veel verder.


Foto: Grote lijster

Er is mij helaas geen muziekstuk bekend waarin de zang van de Grote Lijster (Turdus viscivorus) bewust wordt opgevoerd*.
Jan Hanlo heeft een gedicht geschreven waarin hij de zang vergelijkt met de melodie van de Saint Louis Blues. Uiteraard heeft onze vogel niet model gestaan voor deze compositie, maar de vergelijking is erg treffend. Luister maar eens naar de Grote Lijster op een van de aanbevolen sites en vervolgens naar de uitvoering van de blues door Louis Armstrong en je haalt de zang van beide vogels nooit meer door elkaar.

Aanvulling dd. 28 februari 2014
*Natuurlijk wel. Hij zit in het deeltje La Buse Variable (De Buizerd) uit Messiaens Catalogue d'Oiseaux. In de uitvoering van Haakon Austbo hoor je hem na 2.50, 3.00, 3.15, 3.45, 4.11 en 6.40.
Herken de blues!
In zijn Reveil des Oiseaux is de zang ook verwerkt (in deel 1 na de derde beurt van de Cetti's zanger via de klarinet) maar moeilijk te herkennen.


DE OPKOMST VAN DE MEREL

Tijdens onze tuintelling zondagmiddag liet de Merel (Turdus merula) zich net een half uur niet zien. Dat moet toeval zijn want normaal is onze tuin is vast deel van een merelterritorium.
Vanmorgen om half acht was hij in het park achter ons huis zelfs al te horen.



Foto: Merelman

In de klassieke muziek zijn mij geen composities met merelzang van voor 1900 bekend. Het lijkt erop dat Maurice Ravel in 1905 de eerste was met zijn, duidelijk op merelzang geïnspireerde pianostuk, Oiseaux Tristes. De eerdere afwezigheid van de Merel heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat de Merel heel lang een schuwe bosvogel is geweest. Toch moet Beethoven hem op zijn minst gehoord hebben anders had hij zeker niet het lied To the Blackbird geschreven. Daar komt hij overigens alleen in de, op een Welsh volksliedje gebaseerde, tekst voor. (‘Uw zoetvloeiende melodie streelt het oor.’). Beethoven heeft hem niet verklankt.
Een mooi merelstuk is ook Blackbird van Henri Dutilleux uit 1950. Natuurlijk voert ook Olivier Messiean de Merel een aantal keren op, bijvoorbeeld in Le Merle Noir voor fluit en piano (1952). In het eerste deel van zijn Quator Pour La Fin Du Temps (1941) wordt hij geciteerd door de klarinet. De viool speelt mee als Nachtegaal.
Niet verwonderlijk is het veelvuldige optreden van de Merel in de popmuziek. Blackbird van de Beatles is al eerder genoemd. In het nummer Aereal van Kate Bush is de opgenomen zang van een Merel gemanipuleerd tot een samenzang met de zangeres.
Daar heeft de Merel zijn schuwheid volledig afgelegd.

dinsdag 14 januari 2014

PITTIGE LEEUWERIK

'Lome leeuwerik', dat is de titel van de muziekcolumn van Martin Kaaij in de VPRO-gids van deze week. Hij bedoelt de Veldleeuwerik (Alauda arvensis) in The Lark Ascending van Ralph Vaughan Williams, een compositie voor viool en orkest geïnspireerd door de zang van de Veldleeuwerik. En inderdaad, live is de leeuwerik een stuk pittiger. Er zijn muziekstukken die de werkelijke zang beter benaderen dan het werk van de Vaughan Williams. Luister maar eens naar Ciocarlia uit 1889 van de Roemeense componist Anghelus Dinicu. Dit stuk staat op het repertoire van menig zigeunerorkest, soms onder de Hongaarse naam Pacsirta. Een leeuwerikvrouwtje zal hier behoorlijk van onder de indruk kunnen zijn.
George Enescu heeft het thema, dat iedereen bekend zal voorkomen, verwerkt in zijn Roemeense Rhapsodie no 1 (1901). Iets minder pittig maar niettemin prachtig.

foto: Veldleeuwerik

dinsdag 7 januari 2014

MUZIKAAL GEROFFEL ALS LENTESIGNAAL

Gisteren voor het eerst dit jaar de Grote Bonte Specht horen roffelen. Ornitologen beschouwen deze roffel als de zang van de specht. Ze heeft immers dezelfde functies: territoriumafbakening en beïnvloeding van een vrouwtje. Overigens roffelen vrouwtjesspechten om vergelijkbare redenen ook.

Foto: Mannetje Grote Bonte Specht

Een beetje drummer kan al gauw de zang van een specht nabootsen. Toch is er minder spechtenzang bewust in muziek verwerkt dan men zou verwachten. Mij zijn drie voorbeelden bekend: het hard-technonummer Woodpecker van de Servische groep Razzlog (niet op YouTube), het deel The Woodpecker uit de eerder genoemde Musical Toys van Goebaidoelina en een van de laatste maten uit Reveil des oiseaux van Olivier Messiaen (op het woodblock).
De eerstgenoemde titel is meer bedoeld als karakteristiek van het stuk. Voor een specht duurt de roffel ook veel te lang. De twee laatste stukken verwijzen echt naar de specht. De Grote Bonte Specht (Dendrocopos major) van Messiaen houdt zich keurig aan zijn maximumtijd van 1 seconde. Welke specht Goebaidoelina bedoelt is niet bekend. Gezien de voorgeschreven duur van de roffel in de partituur, ongeveer 1,3 seconde, zou het een Kleine Bonte Specht (Dendrocopos minor) kunnen zijn. Geen zeldzaamheid in Rusland.

zaterdag 4 januari 2014

EEN RUSSISCHE PIMPELMEES

Met dit zachte weer kun je al veel Kool- en Pimpelmeesjes horen zingen. De Koolmees is mooi weergegeven in de eerder besproken 4e symfonie van Bruckner. De Pimpelmees (Cyanistes caeruleus) krijgt die eer in het stuk Musical Toys for Piano van de Russische componiste Sofia Goebaidoelina (1931- ) en wel in deel VII The Little Tit (Kleine Mees). Weliswaar zou de titel Blue Tit meer zekerheid geven, maar het hoge belletje van de Pimpelmees is onmiskenbaar de bedoeling van de componiste geweest.

Foto: Pimpelmees