maandag 21 december 2015

VAN SIJS TOT SIJS

Ik heb m'n wagen volgeladen
vol met jonge meisjes.
Toen we op de markt kwamen
zongen zij als sijsjes.
Nu neem ik van mijn levensdagen
steeds jonge meisjes op m’n wagen.
Hop paardje, hop.

Deze zangregels kwamen in mij op toen ik van de week zo’n 100 sijsjes (Carduelis spinus) op de zaden van een els zag foerageren. Natuurlijk zongen die niet, in de winter hoor je alleen hun roepjes, wat in zo’n aantal een aardig gekwetter oplevert. Niet dat de zang veel spectaculairder is dan de roepen. Het enthousiasme van de voerman in het liedje wordt dan ook niet gedeeld door componisten. Hij komt zelfs bij Messiaen niet voor. Naar mijn weten is de Deen Carl Nielsen (1865-1931) de enige klassieke componist die de zang van de sijs een plaats in zijn oeuvre heeft gegeven. In zijn Sidskensang (1906) voor koor a-capella op een tekst van Emil Aarestrup imiteert hij de sijs veelvuldig. Toch gaat het liedje niet alleen over de vogel. Het woord sijs staat in het oude Deens, net als overigens in onze taal, voor snaak of kwast*. Een nogal eigenzinnige knaap die, althans zo wordt in dit lied beschreven, te verlegen is om aan te vrouw te komen. Liever leest hij boeken, schrijft gedichten of speelt op zijn citer. Om aan te geven dat het de vogel sijs is die het woord doet, voegt de componist allerlei vogelgeluidjes toe.
Op het eind geeft de ene sijs de andere een advies mee.

Foto: Sijs

Wij vogels, wij weten het wel.
We lachen en gaan elkaar achterna.
Kussen en vragen om meer.
Beste vriend, doe hetzelfde
en je hebt succes
Ik zie dat er al een mooi meisje op je wacht.
Ga erop af! Tsiet, tsiet.

 *Waarschijnlijk heeft deze naam niets te maken met de naam van de vogel, maar is het een verkorting van de naam Franciscus. Ook wel een beetje een snaak voor wie zijn levensloop kent.