vrijdag 8 januari 2016

ACHTERIN DE TUIN: GROENLINGEN

Ook al zingen vogels in de winter niet erg opvallend en zijn ze ook vaak minder mooi, je kunt er nog volop van genieten. Dat komt omdat ze meer onze nabijheid opzoeken en dat vaak in grotere aantallen doen. Zou de Nationale Tuinvogeltelling vandaag plaatsvinden, dan had ik onder meer 8 vinken en 12 groenlingen gemeld. Dat allemaal door mijn silo met zonnebloempitten. Buiten het bebouwde gebied kun je deze vogels in nog grotere aantallen aantreffen. Een groep van honderden groenlingen (Chloris chloris) foeragerend op een akker is geen zeldzaamheid. Een geelgroene wolk opvliegende groenlingen is een spectaculair gezicht.
In tegenstelling tot vinken, kool- en pimpelmezen blijven groenlingen ook tijdens de broedtijd in kleine groepjes bij elkaar. Ze hechten niet erg aan een territorium. Als het mannetje groenling zingt, hoor je meestal ook nog andere. Toch zie je ze niet zo makkelijk als in de winter. Daardoor is het voor veel mensen een onbekende vogel.
De groenling kent twee soorten zang: een lang herhaald nasaal dsjruuuuuuuuuuuh en een welluidend kanarieachtige zang met loopjes, trillers en fluittonen (citaat ANWB Vogelgids). Het is allemaal goed te horen in het nummer Behind the Gardens van de gelijknamige cd van Andreas Vollenweider. Hij laat daarin zijn elektrische harp samenklinken met een geluidsopname van zingende groenlingen. Goed luisteren van de zomer. Als je ze eenmaal herkent zal het opvallen hoe vaak ze eigenlijk te horen zijn, ook in je eigen tuin.

Foto: Groenlingen, Zuidelijk Flevoland

maandag 4 januari 2016

DE ROEP VAN DE WULP ALS ILLUSTRATIE

Als het gaat om het verwerken van vogelzang in een compositie kun je grofweg twee motieven onderscheiden. Het eerste motief zou ik willen omschrijven als ‘ muzikale belangstelling of bewondering’. De componist is geïnspireerd door de zang en verwerkt deze in zijn compositie. Dit geldt voor een groot deel van het oeuvre van Olivier Messiaen. Een mooi voorbeeld is ook The Lark Ascending van Ralph Vaughan Williams waarin voortdurend de zang van de leeuwerik valt te herkennen (zie blogbericht 14-1-14).
Het tweede motief wordt ingegeven door de wens om extra informatie aan een compositie toe te voegen. De componist neemt de zang van een vogel op in zijn werk om aan te geven in welke jaargetijde of op welk moment van de dag zijn compositie zich afspeelt. Met een koekoek is het lente, met een uil is het nacht.
Een bijzondere betekenis heeft vogelzang in een lied dat over die vogel zelf gaat. In een zangstuk over een nachtegaal laat je de nachtegaal bijvoorbeeld in de pianobegeleiding of in de trillers van de zangeres horen. Zo hoor je in Im Abendrot van Richard Strauss (1864-1949) de regels

Zwei Lerchen nur noch steigen 
nachträumend in den Duft.

Op dat moment hoor je in de orkestpartij de zang van de leeuwerik terug via de fluit. De vogelzang heeft op die manier dezelfde betekenis als een illustratie bij een gedicht of verhaal.
Tot slot kan vogelzang ook een bepaalde sfeer oproepen. Dat is bijvoorbeeld het geval in het lied The Curlew van de Engelse componist Peter Warlock (1894-1930). De roep van de wulp (Numenius arquata) wekt bij de dichter (W.B. Yeats) een gevoel van verlatenheid op, het gevolg van een onbeantwoorde liefde.

O Curlew, cry no more in the air . . . . 
Because your crying brings to my mind
 
Passion-dimm'd eyes . . . . . 

De componist vereenzelvigt zich met de dichter en neemt zelfs de roep van de wulp op in zijn compositie. In de introductie van het orkest geeft de hobo een vrije weergave van die roep, de fluit laat even later een herkenbare kievit horen. Dat juist de wulp de depressie van de componist versterkt is niet vreemd voor wie de klagende roep of zang wel eens gehoord heeft. Niet voor niets werd ze vaak geassocieerd met slecht nieuws. Hoewel het slechte nieuws nu vooral lijkt te bestaan uit het verdwijnen van zijn leefgebied.