dinsdag 18 november 2014

GUIDO GEZELLE’S VOGELZANG

Niet alleen componisten maar ook dichters proberen soms het gezang of de roep van vogels in hun werk op te nemen. Dat is niet gemakkelijk, verder dan de in vogelgidsen gebruikelijke omschrijvingen kun je niet komen. Dat het eindresultaat geen onzin hoeft te zijn als je die klanken maar vergezeld laat gaan van beeldende omschrijvingen van het gedrag bewijst de Vlaamse dichter Guido Gezelle (1830 – 1899). Ook al beweert hij in het gedicht 'Vogelzang'

Ik hoore ‘t, gij vogelkens
    luide genoeg
herhaalt en herhaalt gij
    uw’ spraken;
maar, hoe ik mijn beste doe
    spade* ende vroeg,
‘k en wete er geen zin van te maken.

het belet hem niet om een paar fraaie, heel modern klinkende, gedichten over vogels te maken waarin de vogels zelf ook te horen zijn. De mooiste is naar mijn mening ‘Gierzwaluwen’ dat begint met

‘Zie, zie, zie,
zie! zie! zie!
zie!! zie!! zie!!
   zie!!!!’
tieren de
zwaluwen,
twee-driemaal
   drie,
zwierende en
gierende:
'Niemand, die …
   die
bieden de
stiet** ons zal!
Wie, wie?, wie??
   wie???’

In het gedicht 'Spreeuwen' citeert hij een spreeuw met: "‘k Zie-t!” . De ‘Koe-koe’ in ‘Koe-Koe’ is niet erg verbazendwekkend, maar het ‘Spaart!’ van de raaf in ‘De rave’ is een prachtige vondst.

. . . . . Wat boodschap brengt gij?
Van wat rampe of tegenspoed zijt gij de bedeman?
. . . de rave trekt . . .
 voorbij mij
. . . en roept mij
. . . heur’ winterboodschap: “Spaart!”.

Probeer nu maar eens gierzwaluwen en raven te horen zonder aan Guido Gezelle te denken!

*laat  **stuit 

Guido Gezelle's Dichtwerken, deel 1

Geen opmerkingen:

Een reactie posten