maandag 21 december 2015

VAN SIJS TOT SIJS

Ik heb m'n wagen volgeladen
vol met jonge meisjes.
Toen we op de markt kwamen
zongen zij als sijsjes.
Nu neem ik van mijn levensdagen
steeds jonge meisjes op m’n wagen.
Hop paardje, hop.

Deze zangregels kwamen in mij op toen ik van de week zo’n 100 sijsjes (Carduelis spinus) op de zaden van een els zag foerageren. Natuurlijk zongen die niet, in de winter hoor je alleen hun roepjes, wat in zo’n aantal een aardig gekwetter oplevert. Niet dat de zang veel spectaculairder is dan de roepen. Het enthousiasme van de voerman in het liedje wordt dan ook niet gedeeld door componisten. Hij komt zelfs bij Messiaen niet voor. Naar mijn weten is de Deen Carl Nielsen (1865-1931) de enige klassieke componist die de zang van de sijs een plaats in zijn oeuvre heeft gegeven. In zijn Sidskensang (1906) voor koor a-capella op een tekst van Emil Aarestrup imiteert hij de sijs veelvuldig. Toch gaat het liedje niet alleen over de vogel. Het woord sijs staat in het oude Deens, net als overigens in onze taal, voor snaak of kwast*. Een nogal eigenzinnige knaap die, althans zo wordt in dit lied beschreven, te verlegen is om aan te vrouw te komen. Liever leest hij boeken, schrijft gedichten of speelt op zijn citer. Om aan te geven dat het de vogel sijs is die het woord doet, voegt de componist allerlei vogelgeluidjes toe.
Op het eind geeft de ene sijs de andere een advies mee.

Foto: Sijs

Wij vogels, wij weten het wel.
We lachen en gaan elkaar achterna.
Kussen en vragen om meer.
Beste vriend, doe hetzelfde
en je hebt succes
Ik zie dat er al een mooi meisje op je wacht.
Ga erop af! Tsiet, tsiet.

 *Waarschijnlijk heeft deze naam niets te maken met de naam van de vogel, maar is het een verkorting van de naam Franciscus. Ook wel een beetje een snaak voor wie zijn levensloop kent.

zondag 29 november 2015

EEUWIG BALTSEN DE HOUTDUIVEN

Onder de vogels die ook buiten de lente nog volop te horen zijn is de Houtduif een van de meest volhardende. Zijn ‘ik groet u soet lief’ is ook in deze tijd nog luid en vaak te horen. Niet vreemd omdat hij ook nu nog kan broeden, wat natuurlijk niet kan zonder de krachtige aanroep van het vrouwtje. Overigens bestaat zijn lied niet enkel uit herhalingen van deze vijfdelig reeks. Het begint altijd met een vierdelig ‘ ik groet u lief’ om na twee of drie volledige reeksen af te sluiten met een kort ‘oe’. Hoewel de zang met een klassiek muziekinstrument goed is na te bootsen, kom je hem in geen enkel klassiek muziekstuk voor 1950 tegen. Dat is niet verwonderlijk omdat de Houtduif pas rond die tijd zijn opmars naar meer stedelijke omgevingen maakte. Natuurlijk is het Olivier Messiaen die hem als eerste aanpakt. Je hoort de vogel erg zacht en onduidelijk in de finale van zijn ‘Reveil des oiseaux’. Wel mooi manifesteert de Houtduif zich via een bewerkte geluidsopname op het album Aerial van Kate Bush en wel in het eerder genoemde zangnummer Aerial Tal, in het titelnummer Aerial, maar het best nog in Prelude samen met de Winterkoning. Dan zitten we wel al in het jaar 2005.



Afb. Houtduif

woensdag 24 juni 2015

DRS. P EN DE KANARIE

Wat zei de onlangs overleden Drs. P over vogels? We verwennen ze te veel ten koste van de diersoorten waarmee ze zich voeden, zingt hij in ‘Verlaten’.  

Wij mensen zijn een vloek voor het insect 
We nemen steeds meer vogels in bescherming 
Die eten vlinder, kever, vlieg en mug 
En wesp en bij – die kennen geen ontferming

Een mooi voorbeeld van deze bescherming geeft hij in het lied ‘Dierenliefde’. Hierin vergiftigt een vogelliefhebster de kat van de buren, omdat deze haar ‘schepseltjes van God’ teveel belaagt. Daarentegen blijkt zijn sympathie voor vogels weer uit het ironische ‘Natuurliefde’.

O houtsnip, vos en ander wild, wat wilt u met uw klacht 
Er is niets mooiers in het leven dan de jacht 

Natuurlijk bedoelt hij hier het tegendeel.
In ‘Troostvogel’ is hij echt positief:

Dan komt de vogel met een lied 
Je hoort hem, maar je ziet hem niet 
En als hij voor je heeft gezongen 
Dan vliegt hij weg met jou verdriet

Dat drs. P een plaats in deze blog krijgt heeft hij niet te danken aan bovenstaande teksten, daarin wordt geen vogel verklankt, maar aan het refrein uit zijn lied ‘De zusters Karamazov’.

Terwijl de kater sliep
En de pendule liep
En de kanarie sprak:
Tjiep tjiep tjiep tjiep 

Met enkel ‘tjiep’ wordt de kanarie niet helemaal recht gedaan. Wat dat betreft kun je beter terecht bij Mozarts ‘Der Kanarienvogel’, een van de Deutsche Tänze für Orchester KV 600.
Overigens hebben Drs. P en Mozart het over het huisdiertje (Serinus canaria), niet over de wilde Europese Kanarie (Serinus serinus), die bijvoorbeeld in het vierde deel van Olivier Messiaens ‘Reveil des Oiseaux’ verwerkt is. Dit vogeltje is kleiner en zingt minder welluidend. Helaas in Nederland weinig te horen.
Wat echter vaker het geval is bij Messiaen, je moet het wel weten! En dan nog kan de herkenning moeilijkheden opleveren. Luister naar de vergelijking in een filmpje©

Afb. Europese Kanarie

Tante Constance en Tante Mathilde, liedteksten van Drs. P. Verzameld door Ivo de Wijs, 2006

zaterdag 20 juni 2015

DE KWARTEL

Het is een goed kwarteljaar. Op de populaire waarnemingssite Waarneming.nl worden elke dag tientallen kwartels gemeld. Zelf heb ik er twee gehoord en wel in de Vughtse Gement, een gebied met ouderwetse akkers waar de kwartel zich nog thuis voelt. Dit bruingekleurde familielid van de fazant, niet groter dan een spreeuw, komt elk voorjaar vanuit het zuiden over om hier te broeden.
De dichter Samuel Friedrich Sauter (1766 - 1846) omschrijft in zijn gedicht ‘Der Wachtelschlag’ de verblijfplaats van de kwartel treffend als: ‘Sitzend im Grünen, von Halmen umhüllt’. Je krijgt hem dan ook zelden te zien. Zijn roep ‘kwik-me-dit’ is net als die van de koekoek wel onmiddellijk herkenbaar.
In vroegere tijden moeten er veel meer geweest zijn, getuige het feit dat hij in veel klassieke muziekstukken aandacht krijgt. Leopold Mozart, vader van, schreef voor zijn Kindersymfonie het gebruik van kwartelfluitjes voor, een bewijs dat ook kinderen in de achttiende eeuw de kwartel gehoord moeten hebben. Dit kan van hedendaagse kinderen niet gezegd kan worden. Velen kennen niet eens de koekoek, zo vertelde mij laatst een pianolerares die een koekoeksstuk in haar lesmateriaal had opgenomen. De bekendste kwartel is ongetwijfeld die in de zesde symfonie 'Pastorale' van Beethoven. In het tweede deel ‘Scene am Bach’ laat Beethoven binnen drie maten, de nachtegaal, de koekoek en de kwartel horen.

(fragment ontleend aan Wikipedia)

Voor Beethoven was de kwartel een kenmerkende vogel van het akker- en weidelandschap. Hij heeft er zelfs nog een apart lied voor geschreven waarvoor hij de tekst van Sauter gebruikte. In zijn 'Wachtelschlag' laat hij de kwartel horen via de piano en in de zang. ‘Fürchte Gott, fürchte Gott! Ruft mir die Wachtel ins Ohr’. Ook Schubert heeft met dezelfde tekst een compositie aan de kwartel gewijd. ‘Machen Gefahren der Krieger dir bang: Tröstet mich wieder der Wachtelgesang’. Een nog zeer toepasselijke tekst!
 
   

woensdag 3 juni 2015

DE KOEKOEKSKLOK

Twee feiten zijn van beslissend belang voor het imago van de Koekoek. Allereerst is daar zijn broedparasitisme, de gewoonte om zijn ei in het nest van een andere vogel te leggen en het uitgekomen jong door deze waardvogel te laten grootbrengen. Dat maakt dat hij symbool staat voor onbetrouwbaarheid en ontrouw. Daarnaast heeft hij last van zijn optreden in koekoeksklokken. Dat heeft hem een hoog kiekeboegehalte verschaft, en dat is niet terecht want het is niet zijn gewoonte om vanuit de struiken tevoorschijn te komen en pas dan koekoek te roepen. De associatie koekoek-klok is zo sterk dat veel mensen denken dat de koekoeksklok tegelijk met het slingeruurwerk is ontstaan. Dat is niet het geval. De koekoeksklok is pas in 1730 bedacht door een klokkenmaker in het Zwarte Woud. Die wilde een wekker met een kraaiende haan construeren, wat erg moeilijk bleek. Bij nader inzien vond hij een Koekoek eenvoudiger.

De componist die een paar jaar geleden het 16-eeuwse Napolitaanse liefdeslied ‘St’amaro core mio’ voor het gezelschap Daedalus wilde instrumenteren ging behoorlijk in de fout door een koekoeksklok in het arrangement op te nemen. Die was tijdens het ontstaan van het lied nog niet uitgevonden. Het stuk gaat over een ongelukkig persoon die zich vergelijkt met een lopende klok, die slag op slag geeft. Wel op zijn plaats is de koekoeksklok in de compositie voor viool en piano ‘Impressions d’enfance op.28’ van George Enescu (1881-1955). In het vierde stuk ‘L’oiseau en cage et le coucou au mur’ hoor je eerst, niet op een soort terug te voeren, vogelzang. Daarna barst ineens een koekoeksklok los, een geluid dat de componist in zijn jeugd gehoord moet hebben. Gezien het geboortejaar van Enescu is dat zeer goed mogelijk. Een mooi koekoekskloknummer is ‘Cuckoo clock’ van de Beach Boys. Het is best mogelijk dat deze Amerikaanse zangers zelf nog nooit een Koekoek in het echt gehoord hebben. Geen enkele Amerikaanse Koekoek zegt ‘koekoek’ zoals de Europese soort. Misschien kenden ze de zang alleen van de klok die hun ouders of grootouders tijdens een vakantie in Europa kochten. Wij hun hamburgers, zij onze koekoeksklok. Aardige uitruil.

Foto: Koekoeksklok, gezien in een winkel in Freiburg



zaterdag 23 mei 2015

DUDELJO

Op 8 mei j.l. overleed de bekende Nederlandse musicus Ton Hartsuiker. In verschillende kranten werd zijn muzikale nest naar voren gebracht. Dank je de koekoek, eh de wielewaal, zijn vader was de even bekende componist en muziekpedagoog Andries Hartsuiker. (1903-1993). Waarschijnlijk zal hij langer dan zijn zoon in onze herinnering blijven voortleven. Hij is namelijk de schepper van het door velen voor volksliedje gehouden ‘Kom mee naar buiten allemaal. Dan zoeken wij de wielewaal!*. Ik heb het geluk twee Wielewalen op loopafstand te kunnen beluisteren. Niet in het ‘dichte eikenbos’ zoals de componist schrijft, maar in hoge populieren. In tegenspraak met de tekst van het lied hoefde ik ook niet te wachten tot de ‘zomer weer in’t land’ was. ‘Mijn’ Wielewalen waren er al op 8 mei (toeval?). De omschrijving van de zang met ‘dudeljo’ is echter zeer treffend en kan duidelijk gehoord worden. Maar probeer die 'muzikant'  eens te zien. Dat is erg moeilijk. Door zijn helder gele delen heeft hij het voorkomen van een door de zon verlicht, glinsterend blad. Een perfecte vermomming dus.
Het kan niet missen dat ook Olivier Messiaen (1908-1992) de Wielewaal meerdere malen in zijn composities heeft verwerkt. Zo hoor je de vogel heel goed in de openingsmaten van Le Loriot uit Catalogue d’oiseaux en ook in Reveil des Oiseaux.
Wie meer wil weten over de Wielewaal moet het boek lezen dat Hans Dorrestijn helemaal aan deze vogel heeft gewijd. Lees het tweede deel van bladzijde 175 voor een ervaring van de schrijver van deze blog.

Afbeelding: Zoekplaatje

*In het gelinkte YouTube-filmpje is de zang correct weergegeven, maar de getoonde Wielewaal is soms de Afrikaanse Wielewaal, die meer geel heeft dan de Europese.

Hans Dorrestijn. Dudeljo!

zondag 19 april 2015

BEETHOVEN EN DE CETTI'S ZANGER

De Cetti's Zanger (Cettia cetti), tot voor kort een zeldzame standvogel in Nederland, is op steeds meer plaatsen te horen. In mijn directe omgeving huizen er al minstens twee. Hem zien is nog steeds even moeilijk. Na elke korte geluidsexplosie, geen overdreven aanduiding van de zang van deze vogel, vliegt hij direct naar een volgende zangplek ergens in het hart van een heester of lage boom. Tot nog toe is het mij niet gelukt om hem herkenbaar op de foto te zetten.
Uiteraard is hij opgemerkt door de Franse componist Olivier Messiaen. Zijn 'La Bouscarle' (de Cetti's Zanger) uit zijn reeks ‘Catalogue d’Oiseaux’ opent ermee. In ‘Reveil des oiseaux’ wordt hij in deel 1 ‘Minuit’ luid en duidelijk na 3 minuten weergegeven door de klarinet. In deze tweede compositie wordt de Cetti overigens minder accuraat verklankt dan in het pianostuk. De mooiste weergave is een waarschijnlijk van de hand van Beethoven, maar zeer waarschijnlijk niet zo bedoeld. In zijn boek ‘Was Beethoven a Birdwatcher?’ suggereert de schrijver David Turner dat Beethoven het vierde deel van zijn Tweede Symfonie opent met een imitatie van de Cetti's Zanger. De gelijkenis is inderdaad frappant. Er is echter geen enkel bewijs voor. Beethoven en zijn biografen hebben zich er in ieder geval niet over uitgelaten. Turner suggereert dat Beethoven de zang misschien onbewust heeft toegepast, na de vogel ergens gehoord te hebben. Dat lijkt mij stug. Op de eerste plaats omdat een genie als Beethoven natuurlijk weet waar zijn ideeën vandaan komen. Op de tweede plaats omdat de Cetti in Oostenrijk en Duitsland uiterst zeldzaam is en was en het dus zeer onwaarschijnlijk is dat Beethoven hem is tegengekomen. Vooralsnog is die melodie uit de 2e symfonie een aardig ezelsbruggetje om de zang van de Cetti te onthouden, maar voor wie de Cetti kent zal het eerder omgekeerd werken.

WAS BEETHOVEN A BIRDWATCHER? A Quirky Look at Birds in History and Culture. David Turner, Summersdale Publishers Ltd, 2011.

maandag 23 maart 2015

GRUTTOMUZIEK

Vorige week zaterdag konden we op NPO2 kijken naar de documentaire ‘Koning van het weiland’. In deze boeiende maar ook verontrustende documentaire stond de Grutto (Limosa limosa), als een van de slachtoffers van grootschalige, intensieve landbouw, centraal. Deze vorm van landbouw leidt tot het verdwijnen van een, niet alleen voor Nederland, karakteristiek cultuurlandschap: het bloemrijke weiland. We waren getuige van de inspanningen van Theunis Piersma en Sytze Pruiksma om deze kwestie in Europees verband op de politieke agenda te krijgen via het project Kening Fan’e Greide (Koning van de Weide). Dit project is onderdeel van de activiteiten rond Culturele hoofdstad Leeuwarden 2018 en moet leiden tot een internationaal netwerk van burgers, studenten, organisaties, boeren en kunstenaars.
Theunis Piersma kenden we vooral via Koos van Zomeren die in zijn Klein Kanoetenboekje vertelt over zijn belevenissen met deze bevlogen wetenschapper. Van componist Sytze Pruiksma hadden we nog nooit gehoord, maar de muziek die hij tijdens de documentaire liet horen verdient het om in mijn blog vermeld te worden. Via een keur aan slagwerkinstrumenten en vogelfluitjes wist hij een beeld van uitgestrekte landschappen en trekkende vogels te scheppen. De Grutto was daarbij prominent te horen.
Ga naar zijn internetsite, luister naar Bird Improvisation-live at Oosterpoort en waan je in een Friese weide, in de Spaanse Extramadura of in de West-Afrikaanse rijstvelden. Plaatsen waar Grutto’s respectievelijk broeden, rusten tijdens de trektijd en overwinteren.

donderdag 26 februari 2015

MESSIAEN EN DE HEGGENMUS

Vorig jaar (7 februari 2014) schreef ik nog dat mij geen muziekstuk bekend was waarin de Heggenmus (Prunella modularis) een rol speelt. Ik vond dat vreemd omdat de Heggenmus een algemeen voorkomende vogel is die zijn zang al heel vroeg in het jaar laat horen.
Inmiddels kan ik melden dat hij op minstens twee plaatsen voorkomt in het werk van Olivier Messiaen.
Zo is hij te horen in zijn compositie Reveil des Oiseaux en wel in deel 2 'Heures du matin' op ongeveer 25 seconden vanaf het begin (niet op You Tube). moeilijk te onderscheiden van de roodborst die tegelijkertijd klinkt.
Onlangs beluisterde ik weer eens de Turangalîla-symfonie van Messiaen. Het prachtige zesde deel Jardin du sommeil d’amour’ ontroerde mij opnieuw. Het is een raadsel waarom dit meditatieve stuk muziek niet even bekend is als bijvoorbeeld het qua karakter erop lijkende Adagietto uit de vijfde symfonie van Mahler. De pianopartij is erg ‘vogelachtig’ en lijkt wat op wat je hoort in Le Reveil des Oiseaux. Bij navorsen blijkt dat Messiaen daar inderdaad vogelzang in heeft verwerkt. In de partituur meldt hij dit ook ‘Comme un chant d’oiseau’ maar hij schrijft niet de namen boven de notenbalken zoals hij in de beide andere genoemde composities wel deed. Volgens de musicoloog Kurt Schweizer is Messiaen daar pas later mee begonnen. Wel verwijst hij naar een notitie van Messiaen waarin deze de beïnvloeding meldt van de zang van de Nachtegaal, de Merel en …….. de Heggenmus. Helaas, waar precies is niet duidelijk. En wat vaak het geval is bij Messiaen, als je het weet, herken je vogel, maar omgekeerd is het een stuk moeilijker.
Opvallend blijft wel dat de Heggenmus niet een van de 80 West-Europese vogels is die Messiaen laat voorkomen in zijn Catalogue d’Oiseaux. Dat hij daarin wel de zang van de Alpenheggenmus (Prunella collaris) honoreert heeft te maken met het feit dat hij veel in de Alpen verbleef. Maar de zang van die vogel is anders dan die van zijn plattelandsbroeder. 



Eerste regel van de pianopartij in deel 6 van de Turangalîla-symfonie, Olivier Messiaen (1908-1992)

Kurt Schweizer. Meisterwerke der Musik. Olivier Messiaen Turangalîla-Symfonie 

(Bericht gewijzigd op 24 maart 2015) 

donderdag 12 februari 2015

VOGELZANG UIT EEN TUBE?

Het moge duidelijk zijn dat componisten zich graag laten inspireren door het gezang van vogels. Dit heeft geleid tot veel composities waarvan die zang, al of niet bewerkt, deel uitmaakt. Voor dichters geldt hetzelfde, ook in geschreven taal kun je vogelzang suggereren. Daar zijn veel voorbeelden van bekend. Zouden er ook beeldende kunstenaars zijn die geprobeerd hebben om de zang van vogels in hun werk op te roepen? Er is mij één, zij het twijfelachtig, voorbeeld bekend. Dat is Le chant du rossignol a minuit et la pluie matinale (De zang van de nachtegaal om middernacht en de ochtendregen) van de Spaanse surrealistische schilder Joan Miro (1893-1983).


Hij werd geïnspireerd door het gelijknamige gedicht van de eveneens surrealistische Franse dichter André Breton. In het schilderij kun je een paar vogelfiguren ontwaren en in de kleuren en vormen, met enige fantasie, een afschildering van de zang. In het gedicht is daarvan niets terug te vinden. De eerste twee regels verraden al direct het surrealistische karakter ervan.

De G-sleutel kruist de maan. 
De kever is ingelegd op de punt van het zwaard van de kroning. 
. . . . . . 

De naam van de nachtegaal komt ook in de overige regels niet voor. Het lijkt ook niet over deze vogel over te gaan. De Franse klarinettist en componist Pierre Dutrieu heeft het gedicht van Breton in 2014 op muziek gezet voor stem, vijf instrumenten en elektronica. Net als in het gedicht treedt ook daarin nachtegaal niet op.
Daarmee is het schilderij toch een raadsel, maar te mooi om hier niet weer te geven.

dinsdag 27 januari 2015

ROMEO EN JULIA

In het toneelstuk ‘Romeo en Julia’ van William Shakespeare komt de volgende scene voor  

JULIA 
Wil je al gaan? 
Het is nog geen dag. 
Het was de nachtegaal, en niet de leeuwerik 
Die je hoorde .. 

ROMEO 
Het was de leeuwerik, …. 
Niet de nachtegaal … 
Ik moet gaan en leven, 
of blijven en sterven.


Zoals bekend hadden de families van de geliefden hevige ruzie met elkaar waardoor Romeo en Julia elkaar alleen ’s nachts konden ontmoeten. Blijkbaar was het horen van de eerste Leeuwerik (Alauda arvensis) normaal het sein voor Romeo om naar huis te gaan.
Gounod en Prokokiev, componisten van respectievelijk een opera en een ballet gebaseerd op het stuk van Shakespeare, hebben deze scene mét vogelzang in hun compositie verwerkt.
Guonod’s dramatische aria in de 4e acte van Non, non, ce n’est pas le jour start met vogelklanken die de Leeuwerik moeten aanduiden. Hij heeft overduidelijk niet geprobeerd de Leeuwerik precies na te doen.
De overeenkomstige scene bij Prokokiev is ‘Romeo with Juliet before Parting’, uit de 3e acte, scene 6, nummer 39. De Leeuwerik, verklankt door de fluit, waarschuwt voor het aanbreken van de dag. Ook hier geen poging om natuurgetrouw te zijn.
Vincenzo Bellini heeft zich voor zijn opera ‘I Capuleti e i Montecchi’ ook door Shakespeare laten inspireren. Daar komt de betrokken scene echter niet in voor.
Een vogelkenner die het vermeende huis van Julia in Verona bezoekt beseft direct dat dit niet het decor van Shakespeare’s stuk en ook niet die van beide muziekstukken kan zijn. Hoe kun je hier ooit een Nachtegaal of Leeuwerik horen?
Overigens, dat balkon is er pas in de vorige eeuw aangebouwd!

 Casa di Giulietta, Verona

maandag 19 januari 2015

DE IJSVOGEL

Het is tot nog toe geen slechte winter geweest voor de IJsvogel (Alcedo atthis). Vandaag mocht ik er nog een bewonderen niet ver van mijn huis. Het blijft de mooiste vogel die je in ons land kan zien. Dat hij geen fraaie zang voortbrengt zij hem vergeven, je hoort hem vooral als hij vlucht. Zijn tzie is door Messiaen verklankt in het deel La Bouscarle’ (de Cetti's zanger) uit zijn pianoreeks ‘Catalogue d’Oiseaux’. De eerste maat is gevuld met de zang van de Cetti’s zanger waarna de volgende drie maten voor het Waterhoentje zijn. Daarna (op 7 sec van het begin) hoor je eerst twee keer de tzie van de IJsvogel gevolgd door een verklanking van zijn vlucht, in de partituur door Messiaen aangeven als ‘De blauwe pijl van de ijsvogel’. Later in het stuk komt de roep nog een paar keer terug (op 19 sec). Naar mijn weten is dit het enige muziekstuk waarin de roep van de IJsvogel via een klassiek instrument wordt weergegeven.
 Maurice Ravel heeft een mooi lied geschreven Le Martin-pecheur’ als onderdeel van zijn ‘Histoire naturelles’, vijf liederen voor zangstem en piano, maar hierin hoor je de ijsvogel niet. De tekst (een gedicht van de Franse dichter Jules Renard) is te leuk om hier niet in een eigen vertaling weer te geven.

Vanavond wilden ze niet bijten, 
maar ik werd een zeldzaam gevoel gewaar. 
Terwijl ik mijn hengel in positie had, 
streek er een ijsvogel op neer. 
Wij hebben geen vogel die mooier is. 
Hij lijkt op een grote blauwe bloem, 
aan het eind van een lange steel.
De hengel boog door onder zijn gewicht. 
Ik hield mijn adem in, 
trots dat een ijsvogel mij voor een boom hield. 
En ik weet zeker dat hij er niet bang van doorging, 
omdat hij geloofde dat hij gewoon 
van de ene naar de andere tak was gevlogen.


vrijdag 16 januari 2015

LEVENDE VOGELS IN DE MUZIEKZAAL

Eén manier om vogelzang in je muziekstuk op te nemen is in deze blog nog niet besproken namelijk de vogels zelf te laten optreden. Het lijkt onvoorstelbaar, maar ook hiervan zijn voorbeelden bekend. Het mooiste is naar mijn mening de aria Augelletti che cantate uit de opera Rinaldo van Händel. Het hoofdthema van de opera is de liefde tussen Almirena, dochter van de kruisvaarder Godfried van Bouillon en Rinaldo, een ridder uit zijn gevolg. Ze hebben afgesproken in een tuin. Tijdens het wachten zingt Almirena:

 ‘Vogels die zingen
Zachte winden die
Rond om mij zuchten
Zeg mij, waar is mijn geliefde?’

Händel probeert de sfeer van de tuin weer te geven via een lange intro van het orkest waarin op verschillende manieren vogels te horen worden gebracht. Hij had de muziek niet volledig uitgeschreven in noten, het orkest mocht er voor een deel haar eigen invulling aan geven, wat nog steeds gebeurt. Zo hoor je in sommige uitvoeringen naast de fluit ook vogelfluitjes. Bijzonder was de aanwezigheid van levende mussen op het toneel tijdens de première in 1711. Niet alle operabezoekers vonden dit even leuk, er waren al genoeg mussen op plaatsen waar ze niet thuishoorden, en deze kreeg je natuurlijk nooit meer weg.
Geen goed idee dus bij een opvoering in het Concertgebouw.


George Hogarth ‘Memoirs of the Musical Drama’.

vrijdag 9 januari 2015

ZANG OF ROEP?

Naast hun zang beschikken zangvogels over een groot repertoire van roepen. Contactroepen, lokroepen, trek- of vluchtroepen, bedelroepen en alarmroepen, ze zijn het hele jaar door te horen. Voor gespecialiseerde vogelaars zijn ze vaak de enige manier om soorten tijdens de trek te herkennen. Bij sommige soorten (ekster, gaai) stelt de zang weinig voor en hoor je vooral de roepen. Bij andere soorten denk je de roep te horen, maar gaat het juist om de zang. Koekoek en Tjiftjaf roepen niet, maar zingen hun naam.
Een mooi voorbeeld van de verwarring zang-roep is het bekende strijkkwartet op 96 (‘Amerikaans’) van Antonin Dvorák. In het derde deel, na ongeveer 18 seconden, zou Dvorák volgens zijn biografen de zang van de Scarlet Tanager of Zwartvleugel Tanager (Piranga olivacea) bewust verwerkt hebben in de partij van de eerste viool. Hij hoorde de vogel toen hij, tijdens zijn verblijf in de New York, de zomer doorbracht op het land. ‘Een vervloekte vogel,’ noteerde hij, ‘rood met enkel zwarte vleugels.’ De zang, die hij gehoord moet hebben, is nergens in het betrokken deel te horen. Wel de vrij kenmerkende roepkeep-back’ of 'tic-burr'.