BENJAMIN BRITTEN(1913-1976), COMPONIST EN VOGELAAR
Vogelzang in muziek
De achtergronden van het gebruiken van vogelzang in westerse klassieke muziek, in popmuziek en in muziek van natuurvolken.
woensdag 27 oktober 2021
maandag 26 juli 2021
LOUIS ANDRIESSEN (1939-2021)
Louis Andriessen, volgens kenners de beroemdste Nederlandse componist van zijn generatie, overleed vorige maand. Voor mij een goede reden om na te gaan of hij misschien ook een muziekstuk heeft nagelaten dat aandacht in mijn blog verdient. Zo’n compositie is er, namelijk Woodpecker voor solo percussie (1999). Je hoort veelvuldig de roffel van de specht, zoals eerder geschreven bedoeld om een territorium te bakenen of om te communiceren met soortgenoten. Het kan niet om één specht gaan omdat toonhoogte en lengte van elke afzonderlijke roffel variëren. Door een ander percussie-instrument te gebruiken kan de percussionist de klank veranderen. Dat gebeurt in de natuur als de specht een ander medium voor de roffel kiest, bijvoorbeeld een holle boom of een lantaarnpaal. Dat het om een specht gaat is duidelijk omdat het aantal slagen per seconde gelijk blijft. Er zijn wel fragmenten die niet meer lijken op roffelen. Die doen denken aan het hakken waarmee de specht voedsel zoekt. Wie denkt dat de percussionist het hele stuk aan het improviseren is vergist zich. Elke gespeelde noot is uitgeschreven in de partituur. Dat iemand een stuk van zo’n 8 minuten uit zijn hoofd speelt is een fantastische prestatie, maar bewijst dat ook mensen dergelijke signalen kunnen onthouden, net als de specht die blijkbaar ook de roffel van zijn mededingers kan onthouden.
woensdag 11 september 2019
Het plot van de film Yesterday (2019) van regisseur Danny Boyle is tamelijk curieus. Door een natuurverschijnsel verdwijnen alle sporen van de Beatles op aarde. Niemand kent de groep nog, zelfs Google niet. Een tweederangs liedjeszanger blijft van dit collectieve geheugenverlies verschoond en kan zonder problemen Beatle-nummers als eigen werk in zijn repertoire opnemen. Hij oogst daarmee groot succes. Ik vertel niet hoe deze aardige film afloopt, alleen dat bij mij direct de vraag opdoemde of de Beatles ook vogelgeluiden in hun nummers hebben verwerkt. Gelukkig lukte het mij wél om de Beatles te googlen en zo stuitte ik op Henrik Brumm, onderzoeker bij het Max Planck Instituut voor Ornithologie in Duitsland. Hij heeft de moeite genomen om alle Beatlenummers op dit het betrokken aspect te screenen en zijn bevindingen in een muziektijdschrift te presenteren. Hij constateert dat de Beatles veel dierengeluiden in hun muziek gebruikten, Hij vond vogelzang op vier plaatsen. Het meest duidelijk is de merel in Blackbird. Paul MacCartney schreef het in de tijd van de burgerrechtenbeweging in de Verenigde Staten. Hij wilde zwarte vrouwen een hart onder de riem steken. ‘Take these broken wings en learn to fly’. Het gaat dus niet om de vogel. De verwerking van de merelzang in dit protestlied moest het effect daarvan versterken. Of dit echt zo heeft gewerkt is niet erg waarschijnlijk, immers onze Eurasische merel is niet algemeen in de VS en wat men daar als Blackbird aanmerkt zingt anders dan de onze. Het tweede voorbeeld is minder pregnant. In Cry Baby Cry ook van het witte album hoor je op 1’13’’ te midden van wat onbestemde geluiden, heel kort en zacht een merelfrase. Hiermee verwijst de groep naar een bekend Engels kinderliedje Sing a Song of Sixpence waarin de merel een prominente rol speelt. Deze functie van vogelzang is nog niet eerder in deze blog aan bod gekomen. Hoewel componisten graag composities van voorgangers gebruiken is er toch zelden sprake van een echte verwijzing, meestal gaat het om de bewerking van een compleet nummer waaruit men nu eenmaal de daarin voorkomende vogelzang niet zomaar kon weglaten. Een mooie verwijzing in de klassieke muziek komt voor in de Symphonie Fantastique van Berlioz, deel III ‘Scène op het land’ (1830). Berlioz citeert daar op ongeveer 6’20’’ het fragmentje (zonder de koekoek overigens) met de nachtegaal, de kwartel en de koekoek uit deel 2 ‘Scene am Bach’ uit de Pastorale symfonie van Beethoven. Met het citaat uitte hij zijn bewondering voor Beethoven. Tenslotte nog de twee overige vondsten van Henrik Brumm. Op het eind van Good Morning Good Morning geeft een vink heel kort kleur aan de ochtend. En in de versie voor het Wereld Natuurfonds van Across the Universe op het album No one’s gonna Change Our World hoor je aan het begin een zwaar bewerkte koolmees en een eveneens nauwelijks herkenbare maar wel bedoelde nachtegaal. Aardig is het geklap van vleugels op het eind. Allemaal verwijzingen naar de bestemming van dit liefdadigheidsalbum. Een rol die vogels natuurlijk graag op zich nemen.
Henrik Brumm: Biomusic and Popular Culture: The Use of Animal Sounds in the music of the Beatles. Journal of Popular Music Studies, Volume 24, Issue 1, Pages 25-38
donderdag 14 maart 2019
Het Hulsthorsterzand is een gevarieerd landschap met heidevelden, zandverstuivingen, naald- en gemengde bossen. Sta je daar ergens op een mooie dag in maart zoals ik onlangs en sluit je je ogen dan heb je grote kans om boomleeuweriken te horen zingen. Misschien hoor je de vluchtroepjes van een groep langstrekkende vinken. Verderop levert de A28 samen met de wind een constante ruis op. Altijd zullen wel een paar wandelaars op afstand duidelijk hoorbaar converseren. Blaft daar niet een verre hond? Op deze manier wordt je een tweede, maar nu geheel auditief landschap, gewaar. Een soundscape zoals zo’n landschap in muziekkringen wordt genoemd. Je zou ook zelf een soundscape kunnen creëren met natuurgeluiden aangevuld met geluiden gemaakt met muziekinstrumenten of elektronica. Die kan vastgelegd worden om later als een imaginaire soundscape in een hele andere omgeving gepresenteerd te worden, bijvoorbeeld in de bioscoop of je slaapkamer. Belangrijk is dat je het gevoel hebt er middenin te zitten, dat je erin rond zou kunnen wandelen. Dit onderscheidt de soundscape van bijvoorbeeld new-age muziek waarin ook vaak natuurgeluiden verwerkt worden. Het is het verschil tussen het fysieke Hulsthorsterzand en een schilderij daarvan.
Voor deze blog zijn we natuurlijk geïnteresseerd in gecreëerde soundscapes waarin muziek én vogels te horen zijn. Een erg mooi voorbeeld met een vogel die we niet eerder behandelden is The Black Woodpecker van de Iranese componist Porya Hatami (geb. 1981), een stuk van 18 minuten uit 2012. Stel je een bergachtig landschap voor waarin Hatami omhoog wandelt. De wind raast door de boomtoppen. In de verte hoort hij klokken luiden. Op ongeveer 4:00 dienen de eerste zwarte spechten zich aan met hun geklop en later met hun vluchtroepen. Op zo’n 9 minuten de eerste duidelijke voorjaarsroepen, vanaf 12:00 komt ook ergens muziek vandaan. Op 15:30 lijkt het of je Hatami zelf hoort lopen. Misschien moet je vóór het beluisteren van het stuk even naar de site van de Vogelbescherming voor informatie over de Zwarte Specht (Dryocopus martius). Daar kun je ook de verschillende geluiden die hij maakt leren herkennen.
En dan op naar het bos voor een soundscape met of zonder specht.
donderdag 28 februari 2019
Afgelopen zaterdag stond in de Volkskrant een vraaggesprek met componist Yann Tiersen, die vooral bekend werd door de soundtrack van de film Amélie. Hij had in zijn nieuwe album All zelfgemaakte natuuropnames verwerkt. Zo kon je in het nummer Aon het gehuil van wolven horen. Dat maakte, zo zei hij, ‘de muziek meer persoonlijk’. Bij het componeren van de muziek hielpen de opnames hem om terug te gaan naar dat ‘ene authentieke moment’ waarop hij de wolven hoorde. Dit argument voor het verwerken van natuurgeluiden in een compositie had ik nog niet eerder gehoord. Ik vroeg mij af of er een equivalent bestond met de zang van vogels. Naar mijn mening komt het derde pianoconcert van de Hongaarse componist Bela Bartok (1981-1945) aardig in de goede richting. Bartok was in 1940 naar Amerika gevlucht voor de nazi’s die zijn muziek ‘entartet’ vonden. Daar had hij in het begin weinig succes, hij kwam in financiële moeilijkheden en werd ook nog ziek. In 1943 kreeg hij toch nog een lucratieve opdracht en knapte ook wat op. Hij bracht de daaropvolgende winter en voorjaar door in een kuuroord in North-Carolina. Een relatief gelukkige tijd waarin hij het pianoconcert schreef. Op 22 april 1944 schrijft hij aan zijn zoon Peter: ‘De lente is onmiskenbaar gearriveerd …. De vogels worden door de lente bedwelmd en zetten concerten in zoals ik nooit eerder hoorde.
De
bedenkt meer en meer variaties.’ Bartok doelde op de zang van de Roodflanktowhee (Pipilo erythrophtalmus) die lijkt te zingen 'drink-your-tea-e-e-e'. In het tweede deel van het pianoconcert is deze melodie meermalen te horen. Ook andere vogels komen voor, maar minder herkenbaar.
Op deze manier maakte Bartok zijn eigen muzikaal plakboek met herinneringen. Hij zou er niet veel meer maken, 18 maanden later overleed hij.
Afb. Roodflanktowhee, Bryant Park, New York
Literatuur Peter Bartok: My Father
donderdag 21 februari 2019
Als er in het Guinness Book of Records een categorie meeste vogels in één compositie zou bestaan, dan zou die zeker op naam staan van de Franse componist Olivier Messiaen. Een compositie als Reveil des Oiseaux telt al 38 vogelsoorten. Een goede tweede zou dan de Engelse componist John Bartlet zijn, bekend van vooral ‘Of all the birds’ (zie post 29 januari 2014). In zijn compositie 'Sweet birds deprive us never' imiteert hij in het tweede deel 14 vogels. Weliswaar niet zo uitgebreid als Messiaen soms doet, meestal alleen maar via stembuigingen van de zanger. De imitaties zijn vooral bedoeld als muzikale illustratie bij de tekst. Die heb ik voor deze blog naar beste weten vertaald. Tussen haakjes steeds de naam van de vogel in de oorspronkelijke Oudengelse tekst.
De lijster (thrush) floot bijzonder helder.
En overdadig met veel plezier,
Verhief de kneu (lenite) zijn aangename stem.
De putter (goldfinch) kwetterde en de ekster (pie) schetterde,
De merel (blackbird) floot en zette mij tot jubelen aan,
De zomertortel (stock doue) koerde een plechtige deun.
De kleine kauw (dawe) riep ka ka ka ka ,
De groene specht (hic-quail) die naast hem zat
Hinnikte daarbij de maat
In zijn bont gekleurde jas.
De gaai (jay) blies dapper op zijn hobo.
De winterkoning (wren) zong menig mooie triller.
De specht (woodpecker) hamerde de melodie.
De wouw (kite) tiw-whiwde uitbundig,
Alsmaar hoger steeg hij,
Om plots weer omlaag te duiken.
De held van de gehoornden
Zong hem voortdurend koekoek toe
Terwijl de arme Margarie weende
“Wie (who-who-who = uil) slaat daar ’s nachts alarm,
Er is toch niets aan de hand?
O mocht ik ze toch altijd horen
Die wijsjes zo zoet.
Lieve vogels, ontneem ze ons nooit!
Luister naar deze welverdiende ode aan de vogels.
Gaai. Hobospeler?
maandag 11 februari 2019
Van de week weer mijn eerste zingende Heggenmus gehoord. Dat bood mij de gelegenheid om de vergelijking met een Bachtrompetje weer eens op waarheid te toetsen. Die vergelijking maakte Frans van der Helm in de NRC van 3 april 2017. Uiteraard produceert de Heggenmus geen citaten uit Bach’s trompetsolo’s. Maar het kenmerkende hoge, schelle en golvende in de strofen is in meerdere van die solo’s terug te horen. Luister maar eens naar het begin van de cantate BWV 147 Herz und Mund und Tat und Leben . Of naar het begin van cantate BWV 51 Jauchzet Gott in alle Landen. Voor wie meer van populaire muziek houdt: halverwege in Penny Lane van de Beatles zit ook een erg mooie Heggenmus, eh Bach trompet.
Overigens is in het geheel niet bekend hoe de trompet die Bach voorschreef eruit zag. In ieder geval had die geen pistons zoals hedendaagse trompetten, die zijn pas in het begin van de 19e eeuw uitgevonden. Waarschijnlijk was het een natuurtrompet of een cornetto, een soort blokfluit met een mondstuk dat je op je lippen drukt. De zang van de Heggenmus is ook al behandeld in de post van 7 februari 2014 en werd daar vergeleken met een piepende kruiwagen. Welbeschouwd een voor de Heggenmus tamelijk beschamende vergelijking. De link naar Bach zal hem best bevallen.
Literatuur D. Smeets: De trompet
Frans van der Helm: Piejoet pjiew, tixí tixí trruuoe
donderdag 31 januari 2019
Sommige vogels hebben alles in zich om in muziekstukken geciteerd te worden. Ze zijn algemeen, zingen opvallend en hebben een mooi verenkleed. Ze hebben alleen als handicap dat ze geen onderwerp zijn van volksverhalen en nergens als symbool worden ingezet. Ze leggen het af bij de Koekoek, de Nachtegaal en de Leeuwerik. Zo’n vogel is bijvoorbeeld de Gekraagde roodstaart (Phoenicurus phoenicurus) een zomergast in heel Europa.
Hij zingt niet luid en haalt je dus niet uit je slaap, ondanks het feit dat hij ’s morgens meestal als eerste vogel zingt. Maar een oplettend componist moet hem op een wandeling zeker opmerken. Toch komt hij ook bij Messiaen, de vogelcomponist bij uitstek, maar twee maal voor. Het duidelijkst in Le Loriot uit Catalogue d’oiseaux, de eerste keer via een korte strofe direct na de eerste zes strofen van de wielewaal (filmpje).
Al googlend naar meer muziekvoorbeelden kwam ik een aardig gedicht tegen waar de dichter een poging doet om de zang fonetisch weer te geven. Het is van de onbekende Finse dichter Eero Lyyvuo (1904-1977) en heeft de titel Een gekraagde roodstaart tot een plaaggeest.
Fyitetettet, fyitetettet
schaam je dat
je nog niet aan het weggaan bent.
Fyitetettet,
ga weg
Too-tritito!
Steeds weer die hogere, beklemtoonde beginnoot gevolgd door een paar wat lagere noten. Gemakkelijk te herkennen. Komend voorjaar dus goed opletten.
woensdag 19 december 2018
Zijn er muziekstukken waarbij de vogel volledig in zijn waarde wordt gelaten en op gelijke voet met de overige partijen samenspeelt? Waarbij de vogel optreedt als een te traceren individu. ‘Voor u treedt op de koolmees die op 27 april om 7 uur ’s morgens zong in onze Prunus’. Of ‘U hoort de zwartkop met ringnummer B884817’. Zulke muziek is erg schaars. Het hoorde tot voor kort niet tot onze antropocentrische gerichte cultuur om zingende vogels even belangrijk te vinden als menselijke muzikanten. Het eerste tegengas stamt uit 1924 en staat op naam van de toentertijd bekende Engelse celliste Beatrice Harrison (1892-1965). Zij had gewoonte om in haar tuin te oefenen en kreeg dan snel gezelschap van een Nachtegaal. Daarvan zijn door de BBC opnamen gemaakt die daarna op een schellakken plaat zijn gezet. In die tijd een hele populaire uitgave. Boze tongen beweerden overigens dat voor deze opnamen gebruik is gemaakt van een kunstfluiter.
Onverdacht is de compositie ‘Miroirs des Oiseaux' van de nog levende Franse componist Bernard Fort. Hierin voorziet hij authentieke, zelf opgenomen, vogelzang van Koolmees, Zwartkop, Nachtegaal (luister), Boomleeuwerik, Geelgors, Veldleeuwerik, Zanglijster, Merel, Wielewaal, Karekiet en Putter van minimale muzikale ondersteuning. Hier hoor je vogelzang onbewerkt en dominant.
Ere wie ere toekomt!
woensdag 6 september 2017
Iedere landstreek heeft wel een of meer vogels die je meer dan de andere hoort in muziekstukken. Vogels met een bijzonder geluid, vaak onderwerp in volksverhalen. In Europa zijn dat de koekoek, de leeuwerik en de nachtegaal. Australië heeft zijn kookaburra. In Noord-Amerika wordt die positie ingenomen door de ijsduiker (Gavia immer), daar ook wel loon genoemd. Als deze indrukwekkende vogels vanuit de zuidelijke streken van Noord-Amerika neerstrijken op de meren in het noorden van de Verenigde Staten en Canada is hun opvallende wolvengehuil in de wijde omtrek te horen. Het is deze zang en hun spectaculaire duikgedrag die de fantasie van de oorspronkelijke bewoners, de indianen, geprikkeld hebben. Vele mythen zijn daaruit voortgekomen. Ze zouden materiaal vanaf de bodem van de zee naar boven brengen en in handen geven van de schepper zodat deze de aarde vorm kan geven. Ze zouden het contact onderhouden met de onderwereld. De tegenpool dus van onze leeuwerik die juist met het bovenaardse zou kunnen communiceren.
Deze affiniteit met de loon, of met de geest van de loon, uit zich in vele op volksmuziek gebaseerde composities. Luister maar naar de Loon's Lament van Glenn Hubert waarin het geluid van de loon duidelijk geïmiteerd wordt.
De ijsduiker is zo kenmerkend voor de noordelijke merenstreken dat de staat Minnesota hem zonder probleem kon uitroepen tot nationale vogel. In Canada siert zijn afbeelding van oudsher de dollarmunt, die daardoor de bijnaam ‘loonie’ kreeg.
Wie de tremolo, het tweede kenmerkend geluid van de ijsduiker in het nummer Whispers of the north van Gordon Lightfoot hoort, weet meteen dat de zanger een streek in Noord-Amerika bezingt. In dit geval Baffin Island in het noorden van Canada.
woensdag 17 mei 2017
Het is nu de tijd dat het koekoeksvrouwtje haar louche kunstje uithaalt en een ei legt in het nest van een veel kleinere zangvogel. Dit na eerst een van diens eieren verwijderd te hebben. Het mannetje blijft hierbij laf op afstand. Hij houdt het vrouwtje gemotiveerd met zijn bekende aanroep. Dit gedrag heeft de koekoek het image gegeven van onbetrouwbaarheid en overspel. In vroegere tijden was het zeggen van ‘koekoek’ een manier om aan te geven dat er binnen het aanwezige gezelschap sprake was van overspel. Een beetje onrechtvaardig voor de koekoek, want er is in het geheel geen sprake van overspel, niet eens van spel. Het is gewoon parasitisme en dat is wat anders.
Er zijn een paar erg mooie voorbeelden van het gebruik van deze symboliek in muziekstukken. De aardigste vind ik het lied ‘Las coplas del cuco’ uit het ballet ‘El sombrero de tres picos’ (De driekante steek) van Manuel de Falla (1876-1946). Op een gezellige dorpsavond in Andalusië raakt de gouverneur verliefd op de vrouw van de molenaar. Even later wordt de molenaar om onduidelijke redenen gearresteerd en weggevoerd. De molenaarsvrouw weet wie daar achter zit en voelt nattigheid. Ze zingt een lied met de volgende tekst
In de nacht zingt de koekoek
waarschuwend alle echtgenoten
de deuren goed te sluiten
omdat de duivel altijd waakzaam is!
In de nacht zingt de koekoek
Koekoek!Koekoek!Koekoek!
Op het eind van het lied slaat de koekoeksklok negen keer en weet de molenaarsvrouw hoe laat het is. De gouverneur duikt op, maar bakt er als verleider niets van, waardoor alles toch goed afloopt.
Koekoek. Almere
woensdag 10 mei 2017
Stel je hebt het geluk om vlakbij het territorium van een nachtegaal (Luscinia megarhynchos) te wonen. Het is eind april, de nachtegaal is terug van zijn winterverblijf en zingt als voorheen dag en nacht. Ook dit jaar ben je weer onder de indruk van die welluidende en gevarieerde zang. Je vraagt je af wat de vogel bezielt om zich zo in te spannen. Hij moet wel heel wanhopig zijn, denk je. Het zit blijkbaar niet mee met het veroveren van een vrouwtje. Tegelijk heb je ook bewondering voor het doorzettingsvermogen van de vogel. Je vriendin heeft het net uitgemaakt en je wilde dat ze de nachtegaal ook kon horen zingen. Misschien zou dat helpen. Je fantaseert dat je samen met haar in een prachtige tuin wandelt, dat alles koek en ei is, en dat net op dat moment de nachtegaal zingt. De buurman heeft een keer een schoen naar de vogel gegooid, hij kon er niet van slapen. Niet bepaald een romantisch figuur, die buurman. Via een dergelijke gedachtegang zijn in de loop der eeuwen honderden gedichten en composities ontstaan. Soms gaat de schrijver niet verder dan het weergeven van de zang zoals Hans Warren
De nachtegaal
Tio, tió, tio, tio, tio, tio, tio, tix.
Tzu, tzu, tzu, tzu, tzu, tzu, tzu, tzu, tzu, tzi.
Dzorre, dzorre, dzorre, dzorre, hi.
Wiet, wiet, tjie, tjie, tjie, tjie, retsuwo!
Orr, etsjetsjetsjetsjetsjetsjetsjetsjetsj, woi-oit!
U, u……, u……, u……, u……, u……, u…….
Orr, oewatl, oewatl, oewatl, at, at, at, ahoedju!
Een vergelijkbaar muziekstuk, waarbij de componist probeert de zang van de nachtegaal zo precies mogelijk weer te geven, is moeilijk te vinden. De meeste componisten geven er liever hun eigen draai aan. Het tweede deel ‘Nachtigal’ uit de Sonata Representativa Avium van Heinrich Ignaz Franz von Biber (1644-1704) komt een beetje in de goede richting.
De meeste muziekstukken en gedichten associëren de nachtegaal met de liefde. De dichters projecteren dan hun eigen gevoelens en behoeften op de nachtelijke zanger. Die projectie gaat zover dat een enkeling meent dat het imiteren van de zang liefdesgevoelens kan opwekken bij de aanbedene. In de opera Les Noces de Jeanette van Victor Massé (1822-1884) wordt een bruiloft op het laatste moment afgeblazen door een twijfelende bruidegom. De bruid begeeft zich naar het huis van de bruidegom en zingt als een nachtegaal, wat uitstekend blijkt te werken (Air de Rossignol).
Helaas wordt deze methode tegenwoordig niet meer toegepast, hoewel je met al die moderne weergave-apparaten niet meer zelf een nachtegaal zou hoeven na te doen.
luister
woensdag 3 mei 2017
De bijdrage van vogelzang aan de geneugten van de lente is in veel liederen bezongen. Soms ging de componist zover om die lentezang zelf in in zijn compositie te imiteren. Een welluidend voorbeeld is This merry pleasant spring van een anonieme Engelse componist uit de 16e of 17e eeuw. Ik heb het vertaald.
Die vrolijke, aangename lente.
Hoor hoe zoet de vogel zingt
en jubelt in hagen en doornstruiken.
De nachtegaal presenteert zich.
De mus bezingt zijn heet verlangen.
De roodborst doet verhaal.
De leeuwerik brengt trillers voort.
Oh zoet, oh zoet, zo zoet als altijd.
Al die zoete melodieen
zullen zoete vogels ons nooit onthouden.
Luister en geniet
maandag 6 februari 2017
Van de week hadden we de internetradio op France Musique gezet. Opeens klonken er vogelgeluiden door de kamer. Vreemde vogels, niet tot soorten terug te brengen. Even googlen tot de speellijst was gevonden en de naam van de uitvoerders was achterhaald: Les chanteurs d’oiseaux. Toen naar You Tube om de groep ook te kunnen zien. Wat bleek: het kunstfluiten is terug van weggeweest. Maar het beeld van de variétéartiest die influit op een bandje met Schenkt man sich Rosen in Tirol of Droomland, moeten we nu wel bijstellen. De twee leden van deze groep hebben het kunstfluiten tot kunst verheven. Ze omringen zich met instrumentale vaak klassieke artiesten en creeren zo een new-age-achtige sfeer. Ze beperken zich daarbij tot het produceren van geluiden die van vogels zouden kunnen zijn, er wordt niet geprobeerd om bestaande vogels te imiteren. Luister maar eens naar hun Le live de la Matinale. Heel artistiek en soms ook komisch, maar de associatie met de ‘oude’ kunstfluiters verdwijnt zo toch niet helemaal.
Ja, smaken verschillen.
woensdag 1 februari 2017
“Je vader (Atticus) heeft gelijk, spotlijsters doen niets anders dan mooie muziek voor ons maken. Ze vreten je tuin niet op, nestelen niet in je maisdroogschuur, ze doen niets anders dan hun keeltje schor zingen voor ons. Daarom is het zonder om een spotlijster dood te schieten”, aldus juffrouw Maudie in de fantastisch geschreven roman Spaar de spotvogel uit 1960 van Harper Lee.
Terwijl ik deze passage onlangs las kwam het door Betti Page beroemd geworden lied Mockin’Bird Hill uit 1951 in mij op.
Tra-la-la, tweedlee dee dee it gives me a thrill
To wake up in the morning to the mockin' bird’s trill
Het zou goed kunnen dat de tekstschrijver zich heeft laten inspireren door de zang van de spotlijster (Mimus polyglottos). In zijn gevarieerde zang, waar veel imitaties in te horen zijn, hoor je al gauw het stukje uit het refrein. Toch lijkt mij dat toeval. De muziek van Mockin' Bird Hill is namelijk gebaseerd op een Zweedse instrumentaal liedje uit 1915 met de naam Livet i finskogarma (Leven in de Finse wouden). Daarin is geen vogel te horen, laat staan de Noordamerikaanse spotlijster. Die komt niet eens in Zweden voor.
In de tekst verderop kom je ook nog de oosterse nachtzwaluw (Antrostomus vociferus) tegen.
Only me and the sky and an old whippoorwill
Singing songs in the twilight on Mockin'bird Hill
Diens zang, overigens heel anders dan van onze nachtzwaluw, valt in het geheel niet terug te brengen op Tra-la-la, tweedlee dee dee. Hij herhaalt immers voortdurend zijn naam.
Dit alles doet natuurlijk niets af aan de welluidendheid van het lied. Bij mij heeft het nog dagen als oorworm huisgehouden. Dat krijgt geen enkele vogel voor elkaar.
maandag 14 november 2016
Ongetwijfeld is de koekoek de door Europese componisten meest geciteerde vogel. Dit dankt hij aan zijn algemene voorkomen en aan het gemak waarmee zijn zang in composities inpasbaar is. Zo zit hij een keer of honderd in het eerste deel van de eerste symfonie van Mahler, zonder dat je steeds denkt ‘Hé de koekoek’. Toch zijn deze eigenschappen blijkbaar niet voldoende om de belangstelling van componisten op te wekken. Als dat wel zo was zou bijvoorbeeld de zang van de hop (Upupa epops) ook veel meer gewaardeerd worden. Er zijn streken in Europa waar je hem evenveel hoort als de koekoek. Zijn zang, oep-oep-oep op één toonhoogte, is weliswaar minimalistisch maar muzikaal goed inpasbaar. Dat bewijst de moderne componist Hans Werner Henze (1926-2012) in zijn opera L'Upupa und der Triumph der Sohnesliebe (De hop en de triomf van de liefde van een zoon). In dit oude Syrisch-Perzische sprookje is de hop een trouwe gast van een oude man, maar is ineens verdwenen. Zijn drie zoons gaan op zoek, twee ervan maken er een potje van, maar de jongste vindt de hop uiteindelijk na veel avonturen. De zang van de hop is al snel in de proloog, na een paar flinke inspanningen van de slagwerkers te horen.
Manifester is de Hop in de opera ‘Die Vögel’ van Walter Braunfels (1882-1954). Daar is de hop een van de hoofdpersonages naast de Nachtegaal. Bijrollen zijn er voor de winterkoning, de flamingo, de zwaluw, mezen, draaihalzen, duiven, kieviten, zwartkoppen, de adelaar, de lijster en koekoeken. Sommige daarvan zijn ook met hun eigen geluid te horen. Achtergrond van deze opera is een toneelstuk met de gelijknamige titel van de Griekse schrijver Aristophanes (446-386 v. Chr.). Hierin wenden twee ontevreden Atheners zich tot de vogels met het voorstel een droomstad te stichten. De goden zien hierin een aantasting van hun macht en drukken het initiatief de kop in. De twee Atheners keren teleurgesteld weer huiswaarts. In het stuk van Braunfels treedt de hop op als leider van de dieren. In de scene ‘Nun erwache mir, Freundin, wach auf’ roept de hop eerst zijn geliefde Nachtegaal, die mooi verklankt wordt, en vervolgens met heel met veel hop-hop-hops de andere vogels bij elkaar. Uiteraard heeft ook Olivier Messiaen de hop een aantal keren , zij het zeer summier, in een compositie verwerkt. Bijvoorbeeld aan het eind van deel 3 Chant de la matinee uit zijn Reveil des oiseaux via de blazers, en ook aan het eind van La Bouscarle (Cetti’s zanger) uit Catalogue d’oiseaux. Mij zijn overigens geen voorbeelden bekend van vóór 1900. Waar was de hop toen?
Bekijk hier mijn filmpje op YouTube met de hop bij Braunfels en Henze.
vrijdag 14 oktober 2016
Het dorpje Falsterbo is het punt van Zweden waar in het najaar zo’n 3 miljoen vogels oversteken naar Denemarken op weg naar hun winterverblijf in West-Europa en Afrika. Op 1 oktober van dit jaar waagden in onze aanwezigheid onder meer 150.800 vinken en kepen de stap. Een spectaculair gezicht. De vogels vlogen links en rechts om onze oren, vastberaden om de 25 kilometer over zee tegen de wind in te overbruggen. De lucht was vervuld met de djuups en de keeeps van passerende vinken en kepen.
Is van een aantal soorten de roep nog wel te herleiden tot de zang, zoals bij de Mus en de Kwikstaart, bij de Vink (Fringilla coelebs) is de relatie ver weg. Toch is ze kenmerkend genoeg om trektellers de gelegenheid te geven ze te herkennen.
Als je al die vogels bijna broederlijk met elkaar ziet optrekken, kun je je bijna niet voorstellen dat ze elkaar eerder het jaar van hun terrein afjoegen.
Bij de Vink is de zang muzikaal prima reproduceerbaar. Toch maken componisten er zelden gebruik van. Bij Olivier Messiaen moet hij natuurlijk wel voorkomen. Dat is onder meer het geval in Un vitrail et des oiseaux, waar hij direct al via de xylofoon te herkennen valt.
Aan Messiaen moesten we daar op Falsterbo dan ook niet denken. Wel aan het Opzij, opzij, opzij van Herman van Veen.
Foto: Vink
Literatuur: Lennart Karlsson, e.a. Wings over Falsterbo
maandag 10 oktober 2016
In het 16e eeuwse Napolitaanse liefdeslied Tu sai che la cornacchia verwijt een man een vrouw dat ze hem aan het lijntje houdt. ‘Mooie woorden, maar waardeloze beloftes’ en ’Je weet dat een kraai (cornacchia) de gewoonte heeft om alleen maar caw caw te zingen. Jij, wrede vrouw, doet niet meer dan dat’. Deze vergelijking doet de kraai onrecht. Hij kan zijn hele leven op zijn partner rekenen. Er zijn ook aanwijzingen dat de onwelluidende zang van de kraai meer inhoud heeft dan de dichter aangeeft.
Wie denkt dat het in het lied gaat om onze Zwarte Kraai (Corvus corone) heeft het mis. Die komt in Italië nauwelijks voor. Bedoeld is hoogstwaarschijnlijk de Bonte Kraai (Corvus cornix). Die is daar, zoals italiëgangers kunnen constateren, algemeen. Bouw, grootte, gedrag, zang en habitat zijn hetzelfde, maar het kleed van de Bonte Kraai bevat ook grijze delen. Tot voor een paar tientallen jaren kon je hem nog ‘s winters in het noorden van ons land aantreffen, nu wordt hij nauwelijks nog gemeld op waarnemingssites.
De kraai die we kochten in de museumwinkel bij het Hans Christian Andersenmuseum in Odense is terecht bont. Ook in Denemarken is de Bonte Kraai de gangbare soort. Hij speelt bijvoorbeeld een rol in het sprookje de Sneeuwkoningin. Tekenaars die bij het sprookje de Zwarte Kraai afbeelden zitten dus fout.
Waarschijnlijk evenmin zwart zal de kraai zijn die verklankt wordt in de Crow Song van de groep Galaxee uit Noorwegen. Ook daar is de Bonte Kraai algemeen. Of ze misschien toch door de zwarte vorm zijn geïnspireerd weten we niet. De cd-hoes toont alleen een silhouet.
zaterdag 10 september 2016
Is de Koekoek de ultieme lentevogel, de Zilvermeeuw (Larus argentatus) is de ultieme zomervogel. Niet omdat de Zilvermeeuw alleen in die periode zijn stem laat horen, het luidruchtige klauw-klauw-klauw is in alle jaargetijden te horen. De reden ligt in het feit dat we hem juist in die periode in zijn leefgebied tegenkomen. Ondanks zijn vaak hinderlijke gedrag zoals het onderpoepen van je auto, het afpakken van je zakje friet of het aanvallen van jonge eendjes terwijl je erbij staat, draagt hij toch bij aan een positieve vakantiesfeer. Niet voor niets hangen de souvenirwinkels in badplaatsen vol met ansichtkaarten waarop hij is afgebeeld.
In zijn compositie Un Amour d'été gebruikt Andre Rieu heel geraffineerd het geluid van de Zilvermeeuw om een romantisch zomergevoel bij de luisteraar op te wekken. De meeuw wordt hier via een geluidsopname opgevoerd. Imitaties via muziekinstrumenten, ook in composities van vóór de uitvinding van de grammofoon, zijn mij niet bekend. Niet in bijvoorbeeld de Zomer van Vivaldi en ook niet in de Jaargetijden van Haydn of Tsjaikovski. Maar ja, die gingen ook niet op strandvakantie.
Foto: Zilvermeeuw
woensdag 24 augustus 2016
Deze week is door mij zeer bewonderde Toots Thielemans overleden.
Om hem te gedenken hier een link naar het nummer The Cuckoo in The Clock.
Mijn eigen mondharmonica waarover zijn geest zal blijven zweven. Pas als je erop speelt besef je hoe goed hij was.
vrijdag 1 juli 2016
De aanwezigheid van een zeer muzikale merel rond ons huis deed mij verdiepen in de achtergronden van vogelzang. Dat leverde onverwachte inzichten op.
Eerst mocht ik niet spreken van muzikaliteit bij vogels omdat ze niet de gebruikelijke syntaxis in hun composities toepassen en ook geen esthetisch ideaal schijnen te hanteren. Sommige vogelzang blijkt echter als je ze vertraagd afspeelt verrassend harmonisch te klinken. Vogelsoorten zoals papegaaien zijn zelfs gevoelig voor ritme. Ook reageren vogels positiever op harmonische dan op atonale muziek. Wat ook tegen muzikaliteit zou pleiten is het feit dat vogelzang zeer functioneel is: vrouwtjes pleasen en territorium afbakenen, terwijl menscomponisten de interpretatie aan hun publiek overlaten en zich doorgaans bij het componeren ook niets aantrekken van de daglengte. Dit zegt echter alleen iets over het ‘waarom’, niet over het ‘wat’.
Verder leerde ik dat vogels niet zoals wij met onze stembanden zingen, maar fluiten door twee membraamachtige organen in trilling te brengen.
Tenslotte zou je met het woord ‘zang’ het communicatieve aspect tekort doen. Als je kijkt naar de processen in de hersenen van zingende vogels dan is er meer overeenkomst met onze spraak dan met ons zingen. We hebben zelfs hetzelfde gen voor spraak. Onze merel is dus geen Pavarotti die de toren in zijn geboorteplaats Modena bezingt. Eerder is hij een machofiguur die door zijn zang, eh gefluit, duidelijk wil maken dat hij een bijzonder sterk mannetje is waar je als vrouwtje niet omheen kan.
Is er dan helemaal geen overeenkomst met ons zingen onder de douche of ons musiceren voor een publiek? Jawel, ook vogels beleven plezier aan hun optredens getuige het feit dat ze, net als wij, stofjes in hun hersenen aanmaken die aangename gevoelens opwekken. Daarmee worden ze direct beloond en niet later als ze terugkijken op hun broedsucces.
Klik om onze muzikale Merel te horen.
Literatuur bijv. Elena Mannes; The Power of Music.
maandag 25 april 2016
Dienden vogels vroeger vooral als vermaak of als culinair genoegen, in deze moderne hectische tijden hebben ze er een belangrijke taak bijgekregen: ontspanning teweegbrengen. Tik op You Tube in ‘ontspanningsmuziek’, ‘meditatie’ of ‘new age’ en de composities met zacht ruisende beekjes, rustige brandingen en vogelzang rollen in grote getale uit. Allemaal zijn ze op dezelfde wijze samengesteld, rustige, zeer simpele orkestklanken worden aangevuld met geluiden uit de natuur. De Zwitserse groep Sweet People zorgde in 1978 voor een primeur met het nummer 'Et les oiseaux chantaient' dat toentertijd wekenlang in de top 10 van populaire muziek stond. Nog steeds is het veel gedraaide uitvaartmuziek. (‘Hij hield zo van vogels’). Er is wat voor dit soort vogelmuziek te zeggen. De vogels worden in hun waarde gelaten, de zang wordt precies weergegeven en niet gemanipuleerd via een muziekinstrument of computer. Storend is de impliciete veronderstelling dat iedereen dit wel mooi moet vinden. Volgens Milan Kundera is er dan sprake van kitsch, want ze genereren twee tranen. De eerste traan zegt: Wat prachtig die zingende vogels. De tweede traan: Wat is het leven mooi! Toch?
Wat mij stoort in zulke muziek is het feit dat de vogels niet geschikt worden gevonden om echt deel uit te maken van een compositie. Het blijft een optelsom van twee verschillende composities. Dat is niet het geval in het stuk Cantus Arcticus van de Finse componist Einojuhani Rautavaara. Het hele stuk is bedoeld om de sfeer van een arctisch landschap te schetsen. In het laatste deel ‘Swans migrating’ hoor je bandopnamen van Wilde Zwanen (Cygnus cygnus). Een indrukwekkend geluid dat de eenzaamheid van het landschap en de kou in de lucht nog sterker overbrengt dan alleen de muziek doet. Geen tweede traan en dus geen kitsch.
Foto: Wilde zwaan
Milan Kundera. De ondraaglijke lichtheid van het bestaan. 1983
dinsdag 12 april 2016
Het zal geen verwondering wekken dat vogels ook in de schilderkunst een grote rol spelen. In zijn boek Vliegwerk biedt Matthias Depoorter een mooi overzicht van vogelschilderijen tot in de 20e eeuw. Hij laat zien hoe in de 17e en 18e eeuw vogels uit hele verschillende biotopen soms moeiteloos in één schilderij samengebracht werden. Predators en prooidieren konden broederlijk naast elkaar op dezelfde tak zitten. In het schilderij ‘Het aardse paradijs met de zondeval van Adam en Eva’ van Jan Breugel I en Peter Paul Rubens uit begin 1600 vliegt de Europese ijsvogel een rondje rond de levensboom samen met een Paradijsvogel uit Oceanië.
detail ‘Het aardse paradijs met de zondeval van Adam en Eva’, Jan Breugel I en Peter Paul Rubens (Mauritshuis, Den Haag)
De neiging om ook in muziekstukken zulke combinaties te maken is nooit groot geweest. Logisch ook, want wie weet hoe zulke exotische vogels klonken. De schilder kon zich zich baseren op vogels in volières of op opgezette exemplaren. Maar daar hadden componisten weinig aan. Olivier Messiaen wist wél hoe tropische vogels klonken, hij beschikte over een grote collectie geluidsopnamen en kon ook de streken bezoeken waar deze vogels huisden. Daardoor was hij in staat om een zeer geloofwaardig equivalent te creëren van het werk van Breughel en Rubens. In zijn laatste compositie Éclairs sur l’Au-Delà (Flitsen uit het hiernamaals) laat hij in het deel Plusieurs oiseaux des arbres de Vie (Verschillende vogels van de levensboom) zo’n 25 vogels horen uit allerlei delen van de wereld. Onder de vogels die de Schepper bezingen de Shamalijster uit India en de Europese Rotslijster. Laten de oude schilders ons vaak raden naar de naam van de vogels, Messiaen is hier zeer duidelijk over. In zijn partituur staat duidelijk aangegeven welke vogel aan de beurt is. Of je ze zonder deze aanwijzingen zou herkennen is, net als in andere werken van Messiaen, zeer de vraag. Bij de omzetting naar zijn compositie gaat veel informatie over de zang verloren. Wat dat betreft hebben schilders een grote voorsprong. Zij kunnen de vogel bijna een-op-een weergeven.
Deel manuscript 'Plusieurs oiseaux des arbres de vie' Olivier Messiaen
Mattias Depoorter: Vliegwerk. Atheneum-Polak & Van Gennep.
maandag 15 februari 2016
Een vogel die je ’s winters ook in veel grotere groepen ziet dan ’s zomers is de Putter (Carduelis carduelis). Ze foerageren dan vooral op elzen en berken waar ze zeer behendig de zaadjes uit peuteren. Soms samen met sijsjes. ’s Zomers herhalen ze de truc in kleinere groepjes, maar dan op planten als distels, kaardebollen en planten waar andere zangvogels moeilijk bij kunnen komen. Meestal gaat hun verschijning gepaard met een opvallend kanarieachtig gekwetter dat Vivaldi op briljante wijze in zijn fluitconcert ‘Il Gardellino’ (de Putter of Distelvink) heeft verwerkt. Of Vivaldi de zang van de putter ook in de natuur bestudeerd zal hebben is niet erg waarschijnlijk gezien zijn leefwijze als priester in Venetië. Veel meer ligt het voor de hand dat hij een kooivogel gehoord heeft. Putters zijn als zodanig altijd erg geliefd geweest, getuige onder meer het schilderij van Fabricius.
Zonder de titel te kennen zullen vogelkenners de zang van de putter meteen in het stuk van Vivaldi herkennen. Dat geldt niet voor alle ‘vogelcomposities’. Zelfs niet als deze van de hand van Olivier Messiaen zijn, de vogelnabootser bij uitstek. Natuurlijk moet de fluitist de putter ook gehoord hebben, anders krijg je vertolkingen waarin de putter nauwelijks te herkennen is.
Beluister het concert via de link hierboven en fiets of wandel door een groot park. Grote kans dat je de Putter meteen herkent.
Putter op het schilderij De Tuin der Lusten van Jeroen Bosch, helaas niet te bewonderen in ’s-Hertogenbosch.
vrijdag 8 januari 2016
Ook al zingen vogels in de winter niet erg opvallend en zijn ze ook vaak minder mooi, je kunt er nog volop van genieten. Dat komt omdat ze meer onze nabijheid opzoeken en dat vaak in grotere aantallen doen. Zou de Nationale Tuinvogeltelling vandaag plaatsvinden, dan had ik onder meer 8 vinken en 12 groenlingen gemeld. Dat allemaal door mijn silo met zonnebloempitten. Buiten het bebouwde gebied kun je deze vogels in nog grotere aantallen aantreffen. Een groep van honderden groenlingen (Chloris chloris) foeragerend op een akker is geen zeldzaamheid. Een geelgroene wolk opvliegende groenlingen is een spectaculair gezicht.
In tegenstelling tot vinken, kool- en pimpelmezen blijven groenlingen ook tijdens de broedtijd in kleine groepjes bij elkaar. Ze hechten niet erg aan een territorium. Als het mannetje groenling zingt, hoor je meestal ook nog andere. Toch zie je ze niet zo makkelijk als in de winter. Daardoor is het voor veel mensen een onbekende vogel.
De groenling kent twee soorten zang: een lang herhaald nasaal dsjruuuuuuuuuuuh en een welluidend kanarieachtige zang met loopjes, trillers en fluittonen (citaat ANWB Vogelgids). Het is allemaal goed te horen in het nummer Behind the Gardens van de gelijknamige cd van Andreas Vollenweider. Hij laat daarin zijn elektrische harp samenklinken met een geluidsopname van zingende groenlingen. Goed luisteren van de zomer. Als je ze eenmaal herkent zal het opvallen hoe vaak ze eigenlijk te horen zijn, ook in je eigen tuin.
maandag 4 januari 2016
Als het gaat om het verwerken van vogelzang in een compositie kun je grofweg twee motieven onderscheiden. Het eerste motief zou ik willen omschrijven als ‘ muzikale belangstelling of bewondering’. De componist is geïnspireerd door de zang en verwerkt deze in zijn compositie. Dit geldt voor een groot deel van het oeuvre van Olivier Messiaen. Een mooi voorbeeld is ook The Lark Ascending van Ralph Vaughan Williams waarin voortdurend de zang van de leeuwerik valt te herkennen (zie blogbericht 14-1-14).
Het tweede motief wordt ingegeven door de wens om extra informatie aan een compositie toe te voegen. De componist neemt de zang van een vogel op in zijn werk om aan te geven in welke jaargetijde of op welk moment van de dag zijn compositie zich afspeelt. Met een koekoek is het lente, met een uil is het nacht.
Een bijzondere betekenis heeft vogelzang in een lied dat over die vogel zelf gaat. In een zangstuk over een nachtegaal laat je de nachtegaal bijvoorbeeld in de pianobegeleiding of in de trillers van de zangeres horen. Zo hoor je in Im Abendrot van Richard Strauss (1864-1949) de regels
Zwei Lerchen nur noch steigen nachträumend in den Duft.
Op dat moment hoor je in de orkestpartij de zang van de leeuwerik terug via de fluit. De vogelzang heeft op die manier dezelfde betekenis als een illustratie bij een gedicht of verhaal.
Tot slot kan vogelzang ook een bepaalde sfeer oproepen. Dat is bijvoorbeeld het geval in het lied The Curlew van de Engelse componist Peter Warlock (1894-1930). De roep van de wulp (Numenius arquata) wekt bij de dichter (W.B. Yeats) een gevoel van verlatenheid op, het gevolg van een onbeantwoorde liefde.
O Curlew, cry no more in the air . . . .
Because your crying brings to my mind
Passion-dimm'd eyes . . . . .
De componist vereenzelvigt zich met de dichter en neemt zelfs de roep van de wulp op in zijn compositie. In de introductie van het orkest geeft de hobo een vrije weergave van die roep, de fluit laat even later een herkenbare kievit horen. Dat juist de wulp de depressie van de componist versterkt is niet vreemd voor wie de klagende roep of zang wel eens gehoord heeft. Niet voor niets werd ze vaak geassocieerd met slecht nieuws. Hoewel het slechte nieuws nu vooral lijkt te bestaan uit het verdwijnen van zijn leefgebied.
maandag 21 december 2015
Ik heb m'n wagen volgeladen
vol met jonge meisjes.
Toen we op de markt kwamen
zongen zij als sijsjes.
Nu neem ik van mijn levensdagen
steeds jonge meisjes op m’n wagen.
Hop paardje, hop.
Deze zangregels kwamen in mij op toen ik van de week zo’n 100 sijsjes (Carduelis spinus) op de zaden van een els zag foerageren. Natuurlijk zongen die niet, in de winter hoor je alleen hun roepjes, wat in zo’n aantal een aardig gekwetter oplevert. Niet dat de zang veel spectaculairder is dan de roepen. Het enthousiasme van de voerman in het liedje wordt dan ook niet gedeeld door componisten. Hij komt zelfs bij Messiaen niet voor. Naar mijn weten is de Deen Carl Nielsen (1865-1931) de enige klassieke componist die de zang van de sijs een plaats in zijn oeuvre heeft gegeven. In zijn Sidskensang (1906) voor koor a-capella op een tekst van Emil Aarestrup imiteert hij de sijs veelvuldig. Toch gaat het liedje niet alleen over de vogel. Het woord sijs staat in het oude Deens, net als overigens in onze taal, voor snaak of kwast*. Een nogal eigenzinnige knaap die, althans zo wordt in dit lied beschreven, te verlegen is om aan te vrouw te komen. Liever leest hij boeken, schrijft gedichten of speelt op zijn citer. Om aan te geven dat het de vogel sijs is die het woord doet, voegt de componist allerlei vogelgeluidjes toe.
Op het eind geeft de ene sijs de andere een advies mee.
Foto: Sijs
Wij vogels, wij weten het wel.
We lachen en gaan elkaar achterna.
Kussen en vragen om meer.
Beste vriend, doe hetzelfde
en je hebt succes
Ik zie dat er al een mooi meisje op je wacht.
Ga erop af! Tsiet, tsiet.
*Waarschijnlijk heeft deze naam niets te maken met de naam van de vogel, maar is het een verkorting van de naam Franciscus. Ook wel een beetje een snaak voor wie zijn levensloop kent.
zondag 29 november 2015
Onder de vogels die ook buiten de lente nog volop te horen zijn is de Houtduif een van de meest volhardende. Zijn ‘ik groet u soet lief’ is ook in deze tijd nog luid en vaak te horen. Niet vreemd omdat hij ook nu nog kan broeden, wat natuurlijk niet kan zonder de krachtige aanroep van het vrouwtje. Overigens bestaat zijn lied niet enkel uit herhalingen van deze vijfdelig reeks. Het begint altijd met een vierdelig ‘ ik groet u lief’ om na twee of drie volledige reeksen af te sluiten met een kort ‘oe’. Hoewel de zang met een klassiek muziekinstrument goed is na te bootsen, kom je hem in geen enkel klassiek muziekstuk voor 1950 tegen. Dat is niet verwonderlijk omdat de Houtduif pas rond die tijd zijn opmars naar meer stedelijke omgevingen maakte. Natuurlijk is het Olivier Messiaen die hem als eerste aanpakt. Je hoort de vogel erg zacht en onduidelijk in de finale van zijn ‘Reveil des oiseaux’. Wel mooi manifesteert de Houtduif zich via een bewerkte geluidsopname op het album Aerial van Kate Bush en wel in het eerder genoemde zangnummer Aerial Tal, in het titelnummer Aerial, maar het best nog in Prelude samen met de Winterkoning. Dan zitten we wel al in het jaar 2005.
woensdag 24 juni 2015
Wat zei de onlangs overleden Drs. P over vogels? We verwennen ze te veel ten koste van de diersoorten waarmee ze zich voeden, zingt hij in ‘Verlaten’.
Wij mensen zijn een vloek voor het insect
We nemen steeds meer vogels in bescherming
Die eten vlinder, kever, vlieg en mug
En wesp en bij – die kennen geen ontferming
Een mooi voorbeeld van deze bescherming geeft hij in het lied ‘Dierenliefde’. Hierin vergiftigt een vogelliefhebster de kat van de buren, omdat deze haar ‘schepseltjes van God’ teveel belaagt. Daarentegen blijkt zijn sympathie voor vogels weer uit het ironische ‘Natuurliefde’.
O houtsnip, vos en ander wild, wat wilt u met uw klacht
Er is niets mooiers in het leven dan de jacht
Natuurlijk bedoelt hij hier het tegendeel.
In ‘Troostvogel’ is hij echt positief:
Dan komt de vogel met een lied
Je hoort hem, maar je ziet hem niet
En als hij voor je heeft gezongen
Dan vliegt hij weg met jou verdriet
Dat drs. P een plaats in deze blog krijgt heeft hij niet te danken aan bovenstaande teksten, daarin wordt geen vogel verklankt, maar aan het refrein uit zijn lied ‘De zusters Karamazov’.
Terwijl de kater sliep
En de pendule liep
En de kanarie sprak:
Tjiep tjiep tjiep tjiep
Met enkel ‘tjiep’ wordt de kanarie niet helemaal recht gedaan. Wat dat betreft kun je beter terecht bij Mozarts ‘Der Kanarienvogel’, een van de Deutsche Tänze für Orchester KV 600.
Overigens hebben Drs. P en Mozart het over het huisdiertje (Serinus canaria), niet over de wilde Europese Kanarie (Serinus serinus), die bijvoorbeeld in het vierde deel van Olivier Messiaens ‘Reveil des Oiseaux’ verwerkt is. Dit vogeltje is kleiner en zingt minder welluidend. Helaas in Nederland weinig te horen.
Wat echter vaker het geval is bij Messiaen, je moet het wel weten! En dan nog kan de herkenning moeilijkheden opleveren. Luister naar de vergelijking in een filmpje©
Afb. Europese Kanarie